Hoe hoog wordt mijn salaris, kan ik een cursus volgen op kosten van de baas en hoe zit het eigenlijk met mijn pensioen? Wie bij een nieuwe werkgever aan de slag gaat, kan de antwoorden op die vragen vaak vinden in de collectieve arbeidsovereenkomst (cao). Het zijn afspraken die door de bedrijfstak of onderneming zijn uitonderhandeld met een vertegenwoordiging van de werknemers, de vakbond.
Maar niet overal staan die afspraken vastgelegd. Het aandeel werknemers dat onder een cao valt neemt stapsgewijs af. Was in 2010 nog 75,8% van alle werknemers bij een organisatie met een cao in dienst, in 2022 bedroeg dat percentage nog 71,8%. Reken je zzp’ers mee, dan vallen zelfs maar drie op de vijf werkenden in Nederland onder zo’n collectieve overeenkomst.
Daarmee zit Nederland onder de norm die Europese lidstaten vorig jaar afspraken. In de richtlijn voor een toereikend minimumloon namen de landen op dat de cao-dekkingsgraad minimaal 80 procent moet zijn, om zo de leef- en werkomstandigheden in Europa te verbeteren. Landen die hieronder zitten, zoals Nederland, moeten met een plan komen om het aandeel werknemers in cao’s te verhogen. Demissionair minister Karien van Gennip (Sociale Zaken en Werkgelegenheid, CDA) kondigde aan dit voorstel in november 2025 af te willen hebben.
De daling is om meerdere redenen problematisch, zegt bijzonder hoogleraar Paul de Beer van de Universiteit van Amsterdam, gespecialiseerd in arbeidsverhoudingen. „Allereerst beschermt een cao werknemers. Zij krijgen er in de regel betere, maar ook gelijkere arbeidsvoorwaarden door.” Werkgevers hebben volgens De Beer dan weer baat bij de rust die een cao geeft. Iedereen weet met een cao waar hij aan toe is. Er hoeft niet met elke werknemer individueel onderhandeld te worden. En dan is er nog een derde reden: de cao heeft een belangrijke rol in het sociaal-economisch beleid van de overheid. Die wil bijvoorbeeld dat meer mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt aan het werk gaan, maar daar moeten werkgevers en vakbonden afspraken over maken.
Hellend vlak
Voor het Wetenschappelijk Bureau voor de Vakbeweging, De Burcht, onderzocht De Beer met zijn collega Rein de Sauvage Nolting de dalende trend. In hun rapport, dat dinsdag verschijnt, concluderen ze dat de oorzaak vooral moet worden gezocht aan de kant van de werkgevers. Steeds minder bedrijven sluiten zich aan bij een brancheorganisatie die een cao afsluit voor een hele bedrijfstak. En vakbonden zijn vervolgens niet sterk genoeg zijn om individuele werkgevers te dwingen een cao af te sluiten.
Er is sprake van een „hellend vlak”, aldus De Beer. „De verzwakking van werkgeversorganisaties en vakbonden, die kampen met dalende ledenaantallen, gaat hand in hand.” Zolang de organisatiegraad hoog is in een bepaalde bedrijfstak en de minister de cao algemeen bindend kan verklaren, hebben werkgevers weinig belang bij het opzeggen van hun lidmaatschap bij de brancheorganisatie. Maar met meer bedrijven die niet deelnemen, neemt de druk op de rest toe: zij zien hoe concurrenten kosten besparen op lonen in de lagere functies, of juist met hogere lonen personeel weglokken. Dat maakt het verleidelijk om zelf ook uit de brancheorganisatie te stappen. Nieuwe bedrijven zullen zich op hun beurt niet aansluiten.
Om de cao-dekking te verhogen kan de politiek aan een aantal ingrepen denken. Een cao valt wellicht meer in de smaak bij werkgevers als zij op meer arbeidsvoorwaarden van de wet mogen afwijken. Nu kan de werkgever bijvoorbeeld al de proeftijd bij tijdelijke contracten oprekken, of een andere wijze van het berekenen van vakantiedagen doorvoeren. Ook zou de overheid het hebben van zo’n overeenkomst bij aanbestedingen verplicht kunnen stellen. „Neem ict-diensten”, zegt De Beer, „Dat is een sector waar we constateren dat de dekking laag is, en die veel voor de overheid werkt. Een deel van de bedrijven zou dan niet meer in aanmerking komen voor klussen.”
Een verplichting voor werkgevers om met de vakbond te onderhandelen is ook een optie. De Beer wijst naar een recente uitspraak van de Hoge Raad, die oordeelde dat luchtvaartmaatschappij TUI moest onderhandelen met FNV. „Nu lijkt een vakbond dit af te kunnen dwingen via de rechter, maar staat het niet expliciet in de wet.” Garantie voor succes is er overigens niet, want ook bij zo’n verplichting mogen onderhandelingen stuklopen.
Voor werkgevers en vakbonden zijn maar weinig manieren om het tij te keren. De Beer vreest zelfs dat de „erosie van de polder” al te ver is doorgeschoten, waarmee een neerwaartse spiraal in gang is gezet die zichzelf steeds verder versterkt. Hij roept op tot een „fundamenteel debat” en waarschuwt voor de consequenties van een lage cao-dekking: „Het potentiële gevolg is een tweedeling van de arbeidsmarkt. Een deel van de economie bestaat dan uit slechte, laagbetaalde banen, met name in de zakelijke dienstverlening en detailhandel. Terwijl in de industrie en de (semi-)publieke sector de arbeidsvoorwaarden nog wel worden gereguleerd. Sommige mensen zullen zeggen: dat is geen probleem. Maar de ongelijkheid zal daardoor toenemen.”