De man bevindt zich in een crisis en weet niet meer wat hij moet zijn

Recensie Boeken

Mannelijkheid Klassiekers zoals Moby Dick zouden inzicht bieden in de condition humaine. Maar zulke boeken werpen eigenlijk vooral licht op specifieke kenmerken van mannen, in de lezing van feministe Maaike Meijer.

Foto Getty Images Getty Images

Sigmund Freud, de vader van de psychoanalyse, zei eens dat het ego van de mens in de geschiedenis drie klappen heeft moeten verwerken. De eerste klap kwam van Copernicus, die aantoonde dat de aarde niet het middelpunt van de kosmos is. De tweede werd uitgedeeld door Darwin, die liet zien dat de mens gewoon een dier is, en niet speciaal, niet de kroon op de schepping.

De derde klap gaf Freud zelf, dacht hij. Met zijn theorie over de werking van het onbewuste en de driften liet hij zien dat de mens zelfs in eigen huis niet de baas is. We zijn niet de rationele wezens die we dachten te zijn. Irrationele krachten hebben een veel groter effect op ons dan we eigenlijk beseffen. Niemand is onschuldig, iedereen heeft een verlangen naar destructie, wreedheid en geweld: dit noemde Freud ‘doodsdrift’. Dat we elkaar niet voortdurend de hersens inslaan is omdat we deze drift kunnen ‘sublimeren’, kanaliseren in iets anders. Zo is kunst en cultuur ontstaan.

Het was geen bescheiden opmerking, maar Freud heeft inderdaad een Copernicaanse revolutie ontketend. Honderd jaar later is de psychoanalytische theorie nog altijd invloedrijk. De laatste jaren is ze zelfs weer aan een opleving bezig, niet in de eerste plaats als klinische praktijk, maar als theoretisch kader in de academische wereld. Waar Freud lange tijd werd afgedaan – als seksist natuurlijk, vanwege zijn ideeën als het Oedipuscomplex en penisnijd – wordt psychoanalytische theorie juist nu weer enthousiast omarmd in met name de disciplines van gender studies, queer studies en trans studies.

Toch hebben ook denkers in de voetsporen van Freud moeite gehad met die ‘derde klap’. Met name in de linkse hoek wilde auteurs zoals Herbert Marcuse en Wilhelm Reich het bestaan van de doodsdrift niet accepteren. Als de doodsdrift zou bestaan, kunnen we niets of weinig doen aan het geweld in de wereld. De idee berooft de mens van haar verantwoordelijkheid en handelingsbekwaamheid, want ‘zo zijn we nu eenmaal’. Als het allemaal aan de doodsdrift ligt, kunnen we het lijden van de mens niet verklaren uit onrechtvaardige sociale omstandigheden.

De castratie-angst van Wolkers

Het nieuwe boek van emeritus hoogleraar genderstudies Maaike Meijer, Radeloze helden. De verbeelding van mannelijkheid in literatuur en film, is een mooi voorbeeld van de toepassing van de ideeën van Freud vanuit feministisch perspectief. In deze essaybundel geeft Meijer Freudiaanse analyses van romans, films en tv-series, om te onderzoeken hoe in deze verhalen mannelijkheid wordt verbeeld. Meijer wil ‘in het raderwerk van mannelijkheid kijken’, door de verhalen die we elkaar vertellen over wat mannen zijn, of zouden moeten zijn, uit te pluizen. Niet zozeer uit antropologische interesse, maar omdat – dit is inmiddels geen controversiële stelling meer – de man zich in crisis bevindt. Er verschijnt de laatste jaren een stroom aan publicaties over ‘fragiele’ mannelijkheid of de crisis van de man.

Vele mannen willen niet meer meedoen aan onderdrukking van vrouwen, of zich verplicht voelen te voldoen aan de beperkende traditionele rol van mannelijkheid. Maar wat dan? Hoe moet dat eigenlijk, oog hebben voor je eigen privilege of voor de emoties van anderen? Veranderen is moeilijk, en vooral angstaanjagend.

Meijers Freudiaanse bril levert rijke, ongewone interpretaties op, die een diepere laag toevoegen aan de kunstwerken in kwestie. We zijn bijvoorbeeld geneigd om Jan Wolkers te lezen als een taboedoorbrekende schrijver, als seksuele bevrijder. Meijers ziet dat anders. In een passage over Wolkers’ debuutverhaal ‘De verschrikkelijk sneeuwman’ laat ze zien hoe Herman, die nog thuis woont bij zijn ouders en doet alsof hij blind is geworden, wordt gedreven door castratieangst. Hij heeft een vriendin, Sonja, die hij dom en oninteressant vindt, maar wel voortdurend wil neuken. Meijers citeert hoe Herman naar Sonja’s schaamhaar kijkt dat aan beide kanten uit haar broek puilt, ‘of men een veiligheidsscheermes over het midden van een behaarde kin had gehaald’. ‘Waar zich Sonja’s geslacht moet bevinden, is een mes langs geweest’, merkt Meijer op.

Maar Hermans fantasie over Sonja’s castratie slaat eigenlijk terug op zijn eigen angst voor castratie. Die moet voortdurend verdrongen worden, en het is precies die verdringing die in veel van de verhalen die ze analyseert faalt. Dat creëert woede en frustratie, die op de vrouw wordt afgewenteld. ‘De verschrikkelijke sneeuwman’ eindigt immers met Herman die een willekeurige vrouw verkracht. Zo kun je Wolkers zien als een ‘auteur die het mannelijk zijnstekort aan de orde stelt’, schrijft Meijer. Haar analyse is overtuigend, Wolkers’ werk lijkt wel ‘too Freudian to be true.’ Maar dat doet niet af aan zijn kunst, er wordt hier niemand gecanceld: het maakt juist dat ik zijn werk wil herlezen.

Radeloze helden is ook opvallend, omdat Meijer zich haar hele carrière heeft toegelegd op de tweede sekse. Ze publiceerde biografieën van dichters Vasalis en Fritzi Harmsen van Beek, was een van de oprichters van de lesbisch-feministische actiegroep Paarse September, klaagde het ontbreken van vrouwen in de cultuurgeschiedenis aan.

Maar nu verandert ze van koers. Mannenboeken stonden al die tijd op de onderste plank van haar boekenkast, maar ze verdienen een ‘herkansing’, schrijft ze in het voorwoord van Radeloze helden. Want niet alleen vrouwen, óók mannen lijden aan het patriarchaat. ‘Je zou niet verwachten dat van een doorgewinterde feminist als ik te horen, maar ik meen het’, voegt ze er niet zonder humor, maar ook een beetje redundant aan toe.

Waarom pakt deze doorgewinterde feminist de boeken van oude, witte, hetero, cis mannen Jan Wolkers, W.F. Hermans, Michel Houellebecq en Herman Melville weer op? Meijer wil geen aspecten blootleggen van de condition humaine, niet het universele verhaal vertellen dat er altijd in het werk van deze auteurs is gelezen, maar iets leren over de mannelijke conditie. Wie beter kijkt ziet namelijk dat de genoemde schrijvers mannelijkheid niet vieren, maar problematiseren. De canon wemelt van de mannelijke antihelden, ontdekte Meijer. Wanneer we blijven vastzitten in een verhaal over vrouwelijk slachtofferschap en met rollende ogen de door mannen gedomineerde literaire canon terzijde schuiven, komen we nooit tot de kern van het probleem. Dan blijft de vrouw als ‘aparte sekse’ verschijnen, schrijft ze, ‘alsof mannen geen sekse hebben’.

Meijer stelt vast dat de afgelopen jaren misogynie weer oprukt. Ze wijst naar invloedrijke figuren als blogger Andrew Tate, naar vrouwenhaat die op internet zonder remming grossiert. Ze suggereert daarmee dat misogynie in het verleden effectiever de kop in was gedrukt, maar helaas geeft ze geen sterke argumenten voor die diagnose. Dat is meteen een van de zwaktes van dit boek: Meijer schrijft toegankelijk en flamboyant, maar doet soms nogal boude uitspraken die niet gestoeld lijken op degelijk onderzoek. Zoals wanneer ze over ‘incels’ op internet schrijft: ‘Jonge mannen die geen sekspartners vinden draaien elkaar op tot bloedstollend seksistische gedachtegangen, die vaak leiden tot verkrachtingen, brute moorden en aanslagen.’ Er zijn inderdaad voorbeelden van incels die naar de wapens grepen, maar dat dat ‘vaak’ gebeurt lijkt sterk overdreven.

Dat schrikbeeld brengt Meijer bij haar vertrekpunt: geweld is in de meeste gevallen een mannenprobleem. Door geweld niet specifiek te onderzoeken als gerelateerd aan mannelijkheid, maar als een algemeen of universeel maatschappelijk fenomeen te beschouwen, worden zowel vrouwen áls mannen tekortgedaan, meent Meijer. Want zonder een goede analyse van de relatie tussen mannelijkheid en geweld blijft de status quo zoals die is. Mannen richten geweld op vrouwen, maar ook op elkaar, en op de eigen gemeenschap. Niemand wordt daar beter van.

Haar passie voor dit onderzoek is trouwens ook van persoonlijke betekenis. Meijer heeft zichzelf nooit honderd procent vrouw gevoeld. ‘Ik leef in een wereld vol mannen, maar (…) misschien ben ik er ook wel eentje.’ Ze wil haar vrouwelijkheid niet opgeven, maar identificeert zich deels als man. Ze ziet zich tegenwoordig als non-binair, hoewel ze in haar biografie op de achterflap nog wel vrouwelijke voornaamwoorden aanhoudt. Hoe werkt mannelijkheid in vrouwen, is dan ook haar tweede hoofdvraag.

Positieve penisnijd

Het is interessant dat Freud haar in die kwestie niet afstoot als normerend en essentialistisch, maar dat hij haar juist aantrekt: ‘De freudiaanse term ‘‘penisnijd” is voor mij geen negatieve kwalificatie, maar een beschrijving van een vitaal protest dat zich in mij aandiende.’

Toch kan ze Freud slechts ten dele navolgen. Hoewel ze veel van zijn concepten dankbaar inzet om meer te begrijpen van F. Bordewijks Karakter of Herman Melville’s Moby Dick, moet ook zij eerst afstand nemen van de doodsdrift. Freud ziet het patriarchaat over het hoofd, beschuldigt ze hem, niet als eerste (hoewel er genoeg feministen zijn die in Freud wel degelijk kritiek op het patriarchaat lezen). Denk aan kapitein Ahab in Moby Dick: hij sleept alle mannen aan boord van walvisvaarder Pequod mee in zijn destructieve drang. Hij kan niet verkroppen dat hij door een beet van de witte walvis Moby Dick ooit een been heeft verloren (lees: is gecastreerd). Daarom raakt hij geobsedeerd door wraak, hij is gedreven door ‘mannelijke eer’. Freud, daarentegen, maakt van de doodsdrift een sekseneutrale, universele factor. Hij geeft geen sterke verklaring voor het feit dat mannen zoveel meer agressie lijken te hebben dan vrouwen. Er ontbreekt hier een stap, schrijft Meijer. Mannen hoeven hun driften minder te beteugelen dan vrouwen, omdat ze meer privileges hebben. Zonder een dergelijke analyse, vindt ze, staan we machteloos, en kunnen we nooit vechten voor een betere wereld.

Halflege helden

Het is te begrijpen dat Meijer zich niet neer wil leggen bij een wereld van eeuwige en noodzakelijke strijd. Toch vind ik haar analyse op dit punt niet bijzonder overtuigend. Is geweld echt vooral een mannenprobleem? Op basis van de statistische gegevens van gevangenissen zou je zeggen van wel, maar dat gaat uit van een behoorlijk nauwe definitie van – met name fysiek – geweld; emotioneel, verbaal geweld, waaraan vrouwen zich evengoed te buiten gaan, neemt Meijer niet mee. Was Tante Fietje in De donkere kamer van Damokles niet de grote pestkop, die haar neefje Osewoudt zo vernederde dat hij zich per se moest bewijzen als soldaat, als bullebak?

Zo zijn er meer merkwaardigheden in Meijers betoog. Ze stelt feminiene mannen soms zonder pardon gelijk aan homoseksuele mannen. Ze meent, zonder bewijs, dat aan mannen in de maatschappij meer feminisering wordt toegestaan dan mannelijkheid aan vrouwen.

Nog verrassender is dat ze hoopt dat meer ruimte voor gendervrijheid, waarbij iedereen zich kan kleden en gedragen en noemen hoe hij/zij/hen wenst, de noodzaak tot daadwerkelijke geslachtsverandering zal doen afnemen, ‘omdat je eenvoudigweg kunt leven met wat je hebt’. Velen die worstelen met hun sekse omdat ze zich niet thuis voelen in hun lichaam worstelen vaak vooral met gender, noteert Meijer. Dat zijn nogal haastige abstracties, die niet alle transpersonen zullen onderschrijven.

Nieuwe helden is vooral genietbaar als pleidooi voor de herwaardering van Freudiaanse analyses van cultuur. Hoewel Meijer helaas met weinig recente voorbeelden komt, zijn haar duidingen van boeken en films als One Flew Over the Cuckoo’s Nest of The Big Lebowksi zeer leesbaar, grappig en blikverruimend. Mannen van wie het gezinsleven buiten beeld blijft zijn structureel ‘flat characters’, schrijft ze ergens; ‘halflege helden’. Als mannen gelaagder en met meer complexiteit worden afgebeeld, leidt dat direct ook tot boeiender vrouwenpersonages. Meer variatie in genderrepresentatie maakt gewoon betere literatuur.

Mocht Freud gelijk hebben dat we onze gewelddadige neigingen kunnen sublimeren in de kunst, dan zou betere kunst misschien dan toch tot een betere wereld leiden – ondanks de doodsdrift.

Lees ook Bas Heijne over Freuds Het onbehagen in de cultuur.