N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Recensie
Boeken
De studenten van de schrijfopleiding waar ik lesgeef wilde ik kennis laten maken met de radicale avant-garde-schrijver Kathy Acker (1947-1997). Haar schrijftechnieken, zoals het plagiëren van de literaire canon voor faux autobiografische teksten, zouden hen kunnen inspireren. De jonge twintigers schrijven het liefst over hun eigen leven, maar de meesten van hen hebben nog weinig meegemaakt. Ik wilde ze gereedschap aanreiken om méér met hun verhalen te doen, vormexperiment aan te gaan.
Maar ik twijfelde. Kon ik hen zonder veiligheidsriem in Ackers werk storten, dat revolutionair, queer, humoristisch en erudiet is, maar ook expliciet over thema’s als incest en seksueel geweld? Mijn eerstejaars schrijven lieve verhalen; niemand had in mijn les zelfs ook maar iets als een seksscène geschreven.
Kathy Acker zelf doceerde ook even creatief schrijven, begin jaren negentig in San Francisco. De eerste schrijfopdracht aan studenten: schrijf een seksscène over jou en een familielid. Daarna moesten de studenten elkaars tekst hardop voorlezen. Of ze moesten schrijven terwijl ze masturbeerden. Één ding was verboden, citeert Jason McBride haar in een pas verschenen biografie, Eat Your Mind. The Radical Life and Work of Kathy Acker: ‘Jullie mogen mij niet vervelen. Verveel me nooit. Wees gewoon eerlijk. Oneerlijkheid is saai. Eerlijkheid is altijd interessant.’
Daarmee bedoelde ze niet dat haar studenten de feitelijke waarheid moesten beschrijven. Acker, dat was geen geheim, fabuleerde voortdurend, in haar romans en zelfs in haar dagboeken. Maar precies daar ligt de spanning die haar werk interessant maakt. Als haar werk oneerlijk was, dan was het misschien gemakkelijker geweest om mijn studenten in haar universum te storten. Juist omdat haar vuurspuwende fabels zo eerlijk zijn, voelde ik nervositeit om haar werk samen met mijn studenten te lezen. Acker wilde zichzelf door literatuur verkennen en opnieuw scheppen. De inzet van haar werk was hoog.
Beeldenstormer
Kathy Acker: punk-icoon, literaire beeldenstormer, Don Juan. Acker heeft nooit een mainstream-publiek bereikt. Lange tijd had ze hooguit de status van cult-auteur voor een klein maar fanatiek publiek. Nu lijkt daar verandering in te komen. De publicatie van de eerste geautoriseerde biografie volgt op een recente golf van herwaardering. Haar werk wordt heruitgegeven door prestigieuze uitgeverij Penguin in de reeks ‘Modern Classics’. Beeldend kunstenaars laten zich door haar inspireren. Aan verschillende universiteiten wordt haar werk onderzocht. En de afgelopen jaren verschenen plots een aantal boeken van schrijvers als McKenzie Wark en Chris Kraus, die op haar nalatenschap terugblikken.
Acker werd kort na de oorlog geboren in New York in een welvarende maar getroebleerde Joodse familie. Ze studeerde een tijdje literatuur in Californië, maar keerde in de jaren zeventig terug naar New York. Tussen de puinhopen van een failliete stad besloot ze zich volledig op het schrijverschap te richten. Ze leefde het klassieke New Yorkse kunstenaarsleven, in tochtige, spotgoedkope appartementen, in een scene waarin artistiek alles kon en mocht. Ze tikte zelf haar teksten uit en stuurde kopietjes rond naar een adressenbestand van enkele honderden mensen. Lange tijd was ze niet geïnteresseerd in professioneel uitgegeven worden. Ze verdiende een beetje geld met sekswerk; haar ervaringen daarmee verwerkte ze in haar teksten.
Acker had een ijzeren discipline en schreef acht of negen uur per dag. Ze droomde ervan dichter te worden, maar vond haar ware vorm in zogenaamde romans, hoewel de grillige vorm nauwelijks nog aan een roman doet denken. Haar bekendste werken zijn Great Expectations (1983) en Blood and Guts in Highschool (1984); zinderende, brutale teksten, die een krachtig protest vormen tegen de stilte die vrouwelijke stemmen in de literatuur werd opgelegd. William Burroughs, icoon van de Beat Generation, was een van haar grootste helden. Net als hij hechtte ze geen waarde aan het vinden van haar ‘eigen stem’ of originaliteit, maar kopieerde, plagieerde en adapteerde ze uit de grote literatuur.
In haar handen werd dat plagiëren een feministisch statement: ze verknipte de woorden van mannen tot een zelfportret. Terugkerende thema’s waren een incestueuze relatie met een vaderfiguur, en een moeizame, liefdeloze relatie met haar moeder. Ik schrijf ‘vaderfiguur’, want Acker ontdekte toen ze veertien was dat haar vader niet haar biologische ouder was, een trauma dat ook in veel van haar verhalen terugkeert.
Wijde cirkels
De biografie van Jason McBride trekt wijde cirkels om Acker heen, geeft kleur aan haar omgeving. Ackers vele vrienden, vijanden en geliefden behoorden dan ook tot de culturele fine fleur van haar tijd. Ze maakte de artistieke bloeitijd in jaren zeventig in New York mee, in Californië begaf ze zich in invloedssferen van de Black Mountain Poets. In de jaren tachtig trok ze naar Londen, waar ze dankzij een berucht tv-optreden eindelijk een groot publiek bereikte.
Eind jaren negentig stierf ze een vreselijke dood, aan de gevolgen van uitgezaaide borstkanker. Acker weigerde reguliere zorg, had haar hoop op alternatieve zorg gericht. Na haar dood leek Acker al gauw te worden vergeten en naar de literaire niche verdrongen.
De recente ‘Ackermanie’ is dan ook opvallend. Haar werk is vaak moeilijk om doorheen te komen. McBride schrijft dat hij zich na het lezen van een boek van Acker voelt alsof hij door een auto is aangereden. Het werk is bloederig, ultra-gewelddadig, vuig. Vooral voor puriteinse Amerikanen is ook haar constante gevloek een obstakel. Er is nooit een strak plot, vaak voelen de verhalen nogal ontspoord, of lijkt het alsof ze halverwege een boek van gedachten is veranderd.
Tijdens haar leven was ze misschien wel meer bekend om haar persoonlijkheid en ‘onaardse’ uitstraling (in de woorden van McBride) dan om haar werk – haar lichaam afgetraind, vol tatoeages (in een tijd dat enkel matrozen en motorrijders die hadden). Dat kortgeschoren kapsel, extravagante pakjes van Vivienne Westwood, leren jasjes. Haar voordrachten waren bovendien excentriek en provocerend. Ze las graag uit haar dagboeken voor, en spaarde daarbij haar minnaars, vrienden en vijanden niet.
McBrides verklaring voor de herwaardering van Acker is dat ze haar tijd ver vooruit was, en tot op zekere hoogte is waar. Haar genre-overstijgende werk loopt voor op de ‘auto-fictie’ van (vrouwelijke) auteurs van nu, zoals van Sheila Heti, Kate Zambreno en Olivia Laing (die trouwens in Crudo (2018) zichzelf als Kathy Acker opvoerde). Haar grote thema’s, trauma en de constructie en deconstructie van identiteit, resoneren sterk in de hedendaagse cultuur. ‘Ik ben alles’, was het thema van de afgelopen Boekenweek – het zou evengoed op Acker kunnen slaan.
Maar Acker past toch niet naadloos in de Amerikaanse literatuur van nu, met haar ‘trauma-obsessie’ en autofictie-trend. Daarvoor is haar werk te grensoverschrijdend. Acker was geïnteresseerd in seksualiteit en lichamelijkheid; in ‘de taal van het lichaam’. Ze had een passie voor bodybuilden. Schreef obsessief, óók tijdens het masturberen; ze wilde onderzoeken wat genot met haar taal zou doen. Ze had in haar leven honderden geliefden, mannen en vrouwen, waaronder talloze toonaangevende schrijvers en kunstenaars. ‘Seks fascineerde haar’, schrijft McBride, ‘als een bron van persoonlijk, gecompliceerd genot, maar ook als een manier om macht, gender en zichzelf te begrijpen.’ McBride citeert een minnaar, kunstenaar Robin Winters, die haar een ‘bibliothecaris’ noemt ‘die mensen als boeken behandelde’. Een andere geliefde zei dat Ackers ‘fundamentele seksuele identiteit schrijver [was]’ – een mooie manier om uit te drukken hoe onlosmakelijk seks en schrijven voor haar verbonden waren.
Haar zelfonderzoek was er niet op gericht om vast te stellen wat haar identiteit was, maar eerder op hoe vluchtig identiteit kan zijn, hoe vloeibaar en kortstondig, en hoe die gedeconstrueerd en heropgebouwd kan worden, aan de hand van onbetrouwbare herinneringen, dromen, en de teksten van anderen. Identiteit was voor Acker niet iets wat van binnenuit kwam; het werd gevormd door de buitenwereld en taal, in de patriarchale verhalen, mythes en literatuur. Ze onderzocht wat er gebeurde als ze die bekende teksten en thema’s uiteenrafelde, naast elkaar plaatste en liet botsen. Ze plaatste haar alter ego bijvoorbeeld in een wilde hervertelling van Charles Dickens’ Great Expectations en gaf haar roman schaamteloos dezelfde titel, ze bewerkte Don Quixote tot een nieuw verhaal bevolkt door al haar vrienden en vijanden.
Rookgordijn
In een vroeg werk, Politics, schrijft Acker: ‘Autobiografie zou een ‘waarheidsgetrouw’ verslag moeten zijn van iemands eigen leven. Al gauw realiseerde ik me dat hoe waarheidsgetrouwer ik in de taal probeerde te zijn, hoe meer ik moest liegen.’
Dat ‘leugenachtige’ roept interessante vragen op voor het project van de biograaf. Is het zijn taak om op zoek te gaan naar de ware gebeurtenissen achter Ackers rookgordijn? Of maakt hij daarmee inherent iets kapot, iets prachtigs en fascinerends, het centrale project van haar leven?
In Chris Kraus’ biografie After Kathy Acker, verschenen in 2017, werden die vragen op een eigenzinnige, literaire manier beantwoord. Het was duidelijk dat Kraus geen neutrale positie probeerde in te nemen tegenover haar object van studie. Ze heeft een geschiedenis met Acker. Kraus ontmoette haar in 1983 toen ze verliefd werd op de kunstcriticus Sylvère Lotringer, die op dat moment al een affaire met Acker had. Kraus ging er met Lotringer vandoor en trouwde hem, terwijl Acker gefrustreerd achterbleef. Het is duidelijk dat Kraus nooit helemaal over die rivaliteit heen is gekomen; als biografe is ze soms ronduit vals.
McBride is een betere biograaf: hij heeft ontzaglijk veel onderzoek gedaan, honderden mensen geïnterviewd. Hij kreeg toegang tot Ackers persoonlijke bibliotheek, haar brieven, zelfs haar garderobe, waarin hij als een ontroerende fan tevergeefs poogt iets van haar aura terug te vinden. Hij weet behendig mythe van feit te scheiden, en past ervoor op Acker te diagnosticeren als slachtoffer van (seksueel) trauma of mentale ziekte; hij houdt het erop dat we niet kunnen weten of Acker werkelijk was misbruikt.
Hij schrijft aangenaam en helder, zonder zijn liefde voor Acker te verbergen, zonder drang om dé definitieve interpretatie van haar leven te geven. Het is belangrijk dat dit boek er nu is. Midden in de Ackermania is het goed om een vaste grond te vinden.
Maar dat degelijke past niet helemaal bij een auteur als Acker. Ik miste soms iets van de geest van het ongeleide projectiel dat wordt geportretteerd. McBride geeft inzicht in Ackers levenswerk, haar onophoudelijke zelfonderzoek, en begrijpt dat dat zelfonderzoek niet alleen op papier plaatsvond, maar ook in haar ontmoetingen en liefdesleven. Maar de vraag hoe te schrijven over een auteur die zichzelf constant creëert in fictie, wordt niet op intrigerende wijze beantwoord.
Mij leert het leven en werk van Acker om moedig te zijn. Om jezelf niet te sparen, om geweld en trauma in de bek te kijken, en om van dat materiaal een kunstwerk te maken – plagieer erop los, fuck copyright, fuck de regels van de literatuur die zeggen dat je origineel moet zijn, dat je een eigen stem moet hebben, je verhaal in een strakke vorm moet gieten.
Tot mijn vreugde hadden mijn studenten die boodschap ook begrepen. Na de les over Acker schreven ze hun beste teksten, duister en grappig, met botsende zinnen die me tot tranen roerden. Sommigen raakten werkelijk in de ban van Acker, en wurmen zich nu door haar hele oeuvre heen. Ik had ze onderschat. Acker had gelijk. Eerlijkheid is altijd interessant.