Harry en Susan staan aan de bar. Na twee wijntjes komt de vraag op of ze een derde zullen nemen. Susan zou wel willen, maar denkt toch dat het beter is om het bij twee te laten. Harry denkt dat eigenlijk ook, maar neemt niettemin toch dat derde glas.
Het is niet vreemd om te zeggen dat Susans keuze vrijer is dan die van Harry – ze heeft minder de neiging zich mee te laten slepen en volgt meer haar eigen oordeel.
Of twijfelt u hier toch? Dat heeft er vermoedelijk mee te maken dat we Susans vrijheid ook kunnen zien als haar geluk en Harry’s onvrijheid als zijn ongeluk. Geen van tweeën heeft invloed gehad op de evolutie noch op de opvoeding die hun breinprocessen gemaakt heeft tot wat ze zijn. Waarom zou de keuze van Susan dan haar eigen vrije keuze zijn en die van Harry niet?
In de filosofie wordt die kwestie uitgebreid bediscussieerd. Daarbij is de vraag wat een keuze tot een eigen keuze maakt, terwijl tegelijkertijd aangenomen moet worden dat evolutie, hersenprocessen en opvoeding ons gemaakt hebben tot wie we zijn. Maar hoe dat wordingsproces er precies uitzag volgens de meest recente wetenschappelijke inzichten speelt in de filosofie meestal geen rol van betekenis.
Twee recente boeken, geschreven door een neuroloog en een neurowetenschapper met een achtergrond in de biologie, willen laten zien dat dit een vergissing is: wetenschappelijke details over hoe evolutie en opvoeding ons brein gevormd hebben zijn volgens hen doorslaggevend in het beantwoorden van de vraag of we een vrije wil hebben. Beide boeken geven een uitgebreid overzicht van de natuurlijke processen die ons maken tot wie we zijn – en komen tot diametraal tegengestelde conclusies.
Natuurwetten
Wat als al onze keuzes het gevolg zijn van hersenprocessen en als het verloop van die processen door niets anders bepaald wordt dan door natuurwetten? Anders gezegd: wat als wij gedetermineerd zijn? Het gangbare idee – binnen en buiten de wetenschap, maar niet in de filosofie – is dat er dan niet zoiets als vrije wil kan bestaan.
Dat is, kort gezegd, het probleem van vrije wil. Waarom is dat een probleem? Wetenschappelijk gezien is het waarschijnlijk dat we gedetermineerd zijn. Maar kan er zonder vrije wil nog zoiets bestaan als verantwoordelijkheid – zou het niet zinloos zijn om daden te belonen of te bestraffen die sowieso onvermijdelijk zijn?
Robert Sapolsky’s Determined. A Science of Life Without Free Will is een 500 pagina’s lange verdediging van het idee dat alles wat in het universum gebeurt – en dus ook alles wat wij doen – bepaald wordt door natuurwetten en niet door onszelf. Sapolsky schrijft toegankelijk en meeslepend (op het demagogische af) en komt met een verbluffende hoeveelheid informatie die zijn stelling dat we volledig gedetermineerd zijn ondersteunt. Hoe ‘het universum’ bepaalt wie we zijn en wat we doen wordt op verschillende tijdsschalen uitgebreid uit de doeken gedaan; van de invloed van geuren en sferen op het moment van handelen, via de invloed van cultuur en opvoeding, tot de invloed van miljoenen jaren evolutie.
Die mate van detail is belangrijk, volgens Sapolsky. Toonaangevende wetenschappelijke bewijzen van het niet-bestaan van de vrije wil zijn gebaseerd op experimenten die zouden laten zien dat onze bewuste vrije keuzes al enkele seconden eerder onbewust door ons brein bepaald worden. Maar dat laat volgens Sapolsky ruimte voor vrije wil; het zou immers kunnen dat beslissingen voorafgaande aan die paar seconden wel vrij en dus niet gedetermineerd zijn. Om vrije wil voor eens en altijd uit te bannen, stelt Sapolsky, is het van belang om te laten zien dat alle processen die van invloed zijn op wat we doen en beslissen volledig gedetermineerd zijn.
Sapolsky laat overtuigend zien dat drie populaire ideeën over hoe juist de wetenschap zou laten zien dat de wereld niet gedetermineerd is, niet kloppen. Zogeheten ‘emergentie’ en chaostheorie laten zien dat sommige verschijnselen in de wereld niet voorspeld kunnen worden door alle natuurkrachten die eronder liggen in kaart te brengen. Maar onvoorspelbaarheid kan heel goed hand in hand gaan met determinisme.
Sapolsky volgt hier het standaardargument dat voor vrije wil meer nodig is dan willekeur. Kwantummechanica laat inderdaad zien dat de wereld, ten minste op subatomair niveau, niet deterministisch is. Sapolsky houdt vast aan het idee dat determinisme vrije wil volledig uitsluit. ‘Laat me één neuron zien waarvan de activiteit niet bepaald is door biologische processen uit het verleden en ik geloof in vrije wil’, schrijft hij.
Verschillende soorten wil
Het is onjuist om te zeggen – zoals de achterflap van het boek belooft – dat Sapolsky systematisch alle argumenten voor vrije wil ontkracht. Een meerderheid van de filosofische gemeenschap is het met Sapolsky eens dat het universum waarschijnlijk gedetermineerd is, maar denkt vervolgens tóch dat vrije wil daarin kan bestaan. Aan hen besteedt Sapolsky geen aandacht (of hij geeft ze verkeerd weer).
Zowel Susan als Harry zou gedetermineerd kunnen zijn, maar dat maakt het verschil tussen hun keuzes niet minder belangrijk. Vanuit die gedachte bestaat er een klassiek argument tegen Sapolsky’s stelling. Volgens hem bepalen niet ‘wij’ wat we doen, maar ‘het universum’. Maar wie zijn die ‘wij’ dan precies?
We zouden inderdaad onvrij zijn als we iets anders zouden willen dan het universum en als niet wij maar het universum bepaalt wie we worden en wat we doen. Maar wij zijn deel van het universum. Er zit geen verschil tussen wat wij willen en wat het universum ons laat doen. Zeggen dat we gedetermineerd zijn is niet hetzelfde als zeggen dat we worden gedwongen. Vrije wil en determinisme zijn daarom niet onverenigbaar.
Dat is niet recht praten wat krom is. Het gaat erom dat er meerdere soorten ‘vrije wil’ bestaan. En kunnen doen wat je zelf beslist – zoals Susans keuze illustreert – is een heel belangrijke.
Hersenprocessen
Zo dogmatisch als Sapolsky uitpakt, zo genuanceerd is Kevin Mitchell in zijn boek Free Agents. How Evolution Gave Us Free Will. Ook hij laat zien dat de meest actuele wetenschappelijke kennis over hoe de mens is gevormd door evolutie, hersenprocessen en opvoeding doorslaggevend is om vast te stellen of we vrije wil hebben.
Kort gezegd is zijn idee: wanneer een mens wordt geboren is hij of zij niets meer dan het product van genen en evolutie, maar in de loop van iemands ontwikkeling verkrijgt hij of zij in toenemende mate ‘actorschap’ – het vermogen om te handelen op basis van eigen redenen. Daarbij krijgen mensen steeds meer de touwtjes in handen en oefenen steeds sterker zelf invloed uit op de factoren die bepalen wie ze worden. Het verschil tussen Susan en Harry is dus meer dan slechts geluk of ongeluk. De vorming van ieders vrije zelf is voor Mitchell een spiegel van de vorming van actorschap in de loop van de evolutie: ‘The story of agency is really the story of life itself.’
Mitchell biedt een mooi, genuanceerd antwoord op de vraag hoe in de evolutie gaandeweg organismen met een ‘zelf’ zijn ontstaan. Mitchell interpreteert ‘kiezen’ daarbij niet in termen van absolute vrijheid zoals Sapolsky. Dat wil zeggen: kunnen kiezen zonder enige externe oorzaak. Maar hij claimt dat we wél echte keuzes kunnen maken omdat we als individuen met actorschap in zekere mate causaal onafhankelijk zijn van de rest van het universum.
Die causale onafhankelijkheid ontstaat op twee manieren. Ten eerste doordat mensen zijn gevormd door evolutie waardoor we eigen keuzes kunnen maken, die ons weer vormen. Daardoor zijn we een soort ‘causaal autonome stukjes universum’. Ten tweede denkt Mitchell dat indeterminisme een doorslaggevende rol speelt. Hij toont overtuigend aan dat als gevolg van natuurlijke selectie handelende actoren waarschijnlijkheid en onbepaaldheid juist benutten in specifieke situaties. Om willekeurig en daarmee onvoorspelbaar te kunnen handelen, bijvoorbeeld als een dier bedreigd wordt, levert evolutionair voordeel op. Maar het blijft onduidelijk hoe die onvoorspelbaarheid echt indeterminisme is en hoe hij denkt te ontkomen aan het argument dat indeterminisme nog geen vrije wil oplevert.
Omstandigheden
Wanneer we ons geloof in vrije wil loslaten, zien we volgens Sapolsky dat elke handeling altijd het product is van omstandigheden. Harry’s onverstandige derde glas wijn is niet zijn verantwoordelijkheid, maar het gevolg van precies dezelfde soort processen die Susan er juist van weerhouden nog meer te drinken.
Mitchell vindt de retorische tegenstelling tussen ‘ik’ en ‘het universum’ (of ‘mijn brein’, of andere zogenaamd externe factoren) juist misleidend. Ons ‘zelf’ is een product van allerlei factoren die enerzijds inperken wat wij zijn en kunnen zijn, maar anderzijds juist een coherent en consistent zelf mogelijk maken. Ook in een deterministische wereld kunnen we zeggen dat Susan er echt voor kiest om het derde glas wijn te laten staan. Ze heeft zichzelf kunnen vormen tot iemand die beter in staat is zich te beheersen dan Harry, waardoor haar keuzes in lijn zijn met haar eigen redenen. Natuurlijk heeft ze daarbij haar genen en opvoeding mee, maar dat is meer dan slechts een kwestie van geluk.
Eén van Sapolsky’s polemische voorbeelden krijgt vanuit dit perspectief een heel andere interpretatie. Hij beschrijft een afstudeerfeestje waar de succesvolle prestatie van de student alom gelauwerd en geprezen wordt. Op de achtergrond loopt een schoonmaker rond die met minachting wordt behandeld en nog net niet beschimpt. Voor Sapolsky laat dit voorbeeld het ethische belang zien van zijn wetenschappelijke betoog: als de prestaties van de student en de schoonmaker het gevolg zijn van biologie en opvoeding – en niet van persoonlijke keuzevrijheid – is er geen reden om de schoonmaker minder te waarderen dan de student.
Maar datzelfde voorbeeld maakt ook een hele andere conclusie mogelijk. Door te zeggen dat de student en de schoonmaker beiden geen vrije wil hebben, leggen we ons neer bij het verschil tussen beiden. Maar als we inzien dat opvoeding iemand in staat kan stellen om zichzelf beter te vormen tot iemand die kan handelen naar eigen inzichten, laat het voorbeeld juist zien dat we ons zoveel mogelijk moeten inzetten voor het verbeteren van ontwikkelingsmogelijkheden van mensen. De neurowetenschap kan ons leren welke factoren de verschillen in keuzevrijheid tussen mensen verklaren.
Dát zijn wat ons betreft de meest interessante en relevante vragen in het debat over vrije wil. Als wij uw vrije keuze bij deze mogen beïnvloeden: laat Sapolsky links liggen, lees het boek van Mitchell als u wetenschappelijk up-to-date wilt zijn. Kies voor Robert Kane’s Contemporary Introduction to Free Will uit 2005 als u vooral geïnteresseerd bent in de filosofische vragen en antwoorden.
Jolien Francken is neurowetenschapper, filosoof en universitair docent. Marc Slors is hoogleraar cognitiefilosofie. Beiden zijn verbonden aan de Radboud Universiteit.