N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Recensie Boeken
Grondlegger AI ‘De Maniac’ is een gefictionaliseerde biografie over de wiskundige John von Neumann, die net als Oppenheimer bijdroeg aan de ontwikkeling van de atoombom. Benjamín Labatut zet Von Neumann intrigerend neer als een man die constant op zoek is naar vaste grond onder de voeten.
Wat staat er op het spel in een roman? Waarom verzinnen we verhalen? De meeste schrijvers zullen die vragen beantwoorden met de overtuiging dat hoewel fictie betekent dat het verzonnen is, daarmee een diepere waarheid kan worden verteld, een waarheid die de feiten niet kunnen onthullen.
Veel hedendaagse literatuur is op zoek naar een psychologische waarheid, de waarheid van een subject. Een personage wordt langzaam uitgediept, krijgt menselijkheid doordat de omstandigheden van het verhaal een opening in zijn pantser forceren. Dat geldt niet voor Benjamín Labatut, de Chileense schrijver (opgegroeid in Nederland) die bekend werd met zijn roman Het blinde licht (2020).
Het blinde licht was een verzameling sterk gefictionaliseerde portretten van twintigste-eeuwse wetenschappers, uitzonderlijke genieën die wetenschappelijke kennis zo vergaand ontwikkelden dat zij de wereld onbegrijpelijker achterlieten dan daarvoor. Haast niemand begrijpt kwantummechanica. Labatut gaf zijn wis- en natuurkundigen weliswaar een menselijker gezicht, zoals de roman vermag, maar het ging hem er niet om te begrijpen wat er in hun hoofden omging. De waarheid waar hij naar op zoek was, is een fundamentele paradox van de moderniteit. Hoe meer we weten, hoe raadselachtiger de wereld wordt; hoe meer we weten, hoe minder controle we krijgen over de wereld.
Geniale geest
Ook in zijn nieuwe roman De Maniac, dit keer geschreven in het Engels, draait het om een paradox. Opnieuw schrijft hij over de wetenschap van de twintigste eeuw, innig verknoopt met de gruwelen van twee wereldoorlogen, maar dit keer legt hij het accent anders. De Maniac is een gefictionaliseerde biografie van de Hongaars-Amerikaanse wiskundige John von Neumann. Een geniale geest, onnavolgbaar intelligent, die al jong de grondslagen van de wiskunde opnieuw formuleerde, als vooraanstaand nucleair expert naast Oppenheimer bijdroeg aan de ontwikkeling van de atoombom, en ‘de MANIAC’ bedacht, een vroege computer die werd ingezet voor berekeningen voor de waterstofbom. Ook werkte hij aan een theorie over zelf-replicerende automatons, jaren voordat de logica daarvan ontdekt werd in DNA en RNA. Hij wordt gezien als de grondlegger van de ontwikkeling van AI.
Von Neumann komt niet zelf aan het woord, maar wordt geportretteerd door de wetenschappers – zelf ook behoorlijke genieën – die van dichtbij met hem hebben gewerkt, zoals Eugene Wigman, Julian Bigelow en Richard Feynman, en de vrouwen in zijn leven. Dat lijkt een noodzakelijke keuze van de schrijver, omdat het vertelperspectief vanuit Von Neumann zelf onmogelijk had kunnen laten zien hoe briljant en problematisch hij was. Tegelijkertijd blijft hij daardoor op afstand. Mens wordt hij nooit. Zijn collega’s zijn verontrust en kritisch over zijn grenzeloze vooruitgangsdwang, maar de heldenverering spreekt uit elke zin: ‘Je hebt twee soorten mensen op deze wereld: John von Neumann, en de rest.’ Zelfs zijn echtgenotes begrepen weinig van hun geliefde, die niet alleen de ene na de andere theoretische revolutie ontketende, maar ook onaangepast, bloedirritant en onbetrouwbaar was – een maniak, zou je haast zeggen.
De diepere waarheid van de moderniteit
Labatut geniet zichtbaar van deze extremen; hij is dol op de shock en horror van het sublieme, op de duisternis van grootsheid. Je zou hem kunnen verwijten een macho-romanticus te zijn.
Maar daarmee zou je dit boek tekortdoen. Labatut zet Von Neumann intrigerend neer als een man die constant op zoek is naar vaste grond onder de voeten, naar absolute waarheden, naar de logische en wiskundige grondslagen van de wereld. Van de wiskunde zelf, of van spelletjes, of van menselijk gedrag. Zoals (een gefictionaliseerde) Theodore von Kármán zegt: ‘Wat Von Neumann had geprobeerd, was de puurste en meest basale waarheden van de wiskunde vinden, en die uitdrukken in onomstotelijke axioma’s, stellingen die niet ontkend, ontkracht of weerlegd konden worden en derhalve – als een godheid – tijdloos, onveranderlijk en eeuwigdurend zouden blijken.’ Zelfs als Gödel de inconsistentie van het axiomatisch systeem aantoont zal hij dat omdraaien, om toch weer op een kern van redelijkheid van het universum aan te kunnen.
Maar: ‘Dat bovenmenselijke vermogen om de kern van dingen te zien, of – vanuit het tegenovergestelde gezichtspunt bekeken – die typerende kortzichtigheid, waardoor hij in niets anders dan in termen van grondbeginselen kon denken, was niet alleen de sleutel tot zijn specifieke genialiteit, maar ook de verklaring voor zijn bijna kinderlijke morele blindheid.’
Von Neumann stond bijvoorbeeld aan de basis van MAD, het principe van ‘mutual assured destruction’, waarmee hij dacht dat de wapenwedloop van de Koude Oorlog onder controle kon worden gehouden. Daarom was hij dolenthousiast over de ontwikkeling van de atoombom. ‘Het zou onmogelijk zijn om er niet mee door te gaan’, zegt hij. ‘Niet alleen om militaire redenen, het zou ook on-ethisch zijn, vanuit wetenschappers geredeneerd, om niet te doen waarvan ze weten dat het haalbaar is, ongeacht wat voor afgrijselijke consequenties het zou kunnen hebben.’
En dat is de paradox waar het Labatut om lijkt te gaan. Von Neumann is voor hem de mens waarin – opnieuw – de diepere waarheid van de moderniteit tot uitdrukking komt: de waanzin van de tot het uiterste doorgevoerde rede, het exces van rationaliteit, die heeft geleid tot de waanzin van de atoombom en de waterstofbom, en later tot een nieuwe, ontzagwekkende, dreigende vorm van intelligentie waaruit al het menselijke is weggesneden: AI.
Wetenschappelijke plicht
De ‘plicht’ die Von Neumann zich als wetenschapper stelde, de obsessie met absolute waarheid en formele structuren, leidde tot een blindheid voor de gevolgen voor de wereld. Wiskunde lijkt neutraal en waardenvrij te zijn, maar de breinen achter de vooruitgang in de wiskunde mengden zich wel degelijk met de ontwikkeling en toepassing van oorlogsmaterieel: ‘Als je het logisch beschouwde, gebruikmakend van de modellen van de speltheorie, zo zei [Von Neumann] , dan was als eerste toeslaan met kernwapens niet alleen de beste oplossing; het was de enige volstrekt logische beslissing die je kon nemen.’
Von Neumann wreef de fles op tot er een geest uit ontsnapte. Die geest kan er niet meer in. ‘Vooruitgang is niet te genezen’, zegt hij aan het eind van zijn leven. Voorbij de heldenverering van een unieke man stelt Labatut daarmee vragen over de moderniteit als zodanig. Von Neumann was een singulariteit, maar zijn obsessies zijn die van ons allemaal, ze vormen de grondslagen van ons tijdsgewricht. Zijn obsessies zijn ook die van Labatut, die met zijn ongewone ‘romans’ maar blijft peuren in de bodem, de afgrond, van ons denken.