Het ultieme economieboek

Economie heeft de naam een lastig vakgebied te zijn. Deels wiskundig, deels psychologisch, deels sociologisch en deels ideologisch; economie bezorgt velen hoofdbrekens. Hoe zat dat ook alweer met rente en inflatie? Waarom stijgen de huizenprijzen nu precies? Wat is er mis met monopolies?

Bij menigeen zal wel een begin van een antwoord komen bovendrijven, al dan niet samen met een aversie die valt terug te voeren op lastige economieproefwerken uit een (grijs) verleden. Anderen zullen al snel denken: het zal wel.

En toch worden we elke dag bestookt met economische nieuwtjes die doen alsof iedereen begrijpt waar het over gaat. Voorbeeldje van deze week: de VS willen een importverbod op Chinese elektrische auto’s. Oké, maar waarom dan? Om spionage door de Chinezen te voorkomen, zoals de regering-Biden claimt? Of toch om de Amerikaanse auto-industrie te beschermen? En zo ja: helpt dat echt, zo’n verbod?

Het is eeuwig zonde als een belangrijk deel van het wereldnieuws en het functioneren van de samenleving blijft steken in een mist van onwetendheid. Terwijl het vaak echt niet zo complex is als het lijkt. Je moet alleen wel weten waar je moet zoeken om de wereld beter te snappen.

Inzichtelijke gids

En juist daarbij kan Het Grote Economieboek van grote waarde zijn. Want iedereen die op school of op het werk weleens te maken heeft met economie – en laten we eerlijk zijn: wie heeft dat nou niet? – zou dit boek voor het grijpen moeten hebben. Het lijvige, toegankelijk vormgegeven en rijkelijk geïllustreerde boekwerk (ruim 350 pagina’s) is in Nederland uitgegeven door Noordboek en maakt deel uit van de oorspronkelijk Engelstalige serie Big Ideas Simply Explained. Die leverde al eerder handzame en uiterst inzichtelijke gidsen voor geschiedenis, literatuur, kunst, mythologie en andere onderwerpen, allemaal op dezelfde manier opgebouwd.

Het is dus overduidelijk een commercieel trucje dat hier wordt toegepast, maar wel eentje dat werkt. Het Grote Economieboek behandelt namelijk een breed scala aan onderwerpen, van de basisprincipes van vraag en aanbod tot de complexiteit van macro-economie en internationale handel, en van de scheppende en vernietigende kracht van het kapitalisme tot aan het ontstaan van collectieve arbeidsovereenkomsten.

De toegevoegde waarde zit in de opbouw van het boek. Anders dan veel andere boeken over economie is dit echt een zoek- en bladerboek. Het is chronologisch opgebouwd en begint met het ontstaan van de handel, om vervolgens via het tijdperk van de rede, de industriële en economische revoluties, de periode van de wereldoorlogen en de naoorlogse economie uit te komen bij de vraagstukken van vandaag de dag. Elk hoofdstuk is opgeknipt in tientallen deelvragen. Die belichten ieder een stukje van de economische theorie, beschrijven de context daarvan en behandelen in aparte kaders de belangrijkste denkers over dat onderwerp.

Vrij van jargon

Neem het lemma monopolies, onderdeel van het grote hoofdstuk ‘Industriële en Economische Revoluties (1820-1929)’. De eerste zin luidt: „Een monopolie is een situatie waarin één bedrijf een markt beheerst.” In een kader licht de belangrijkste denker over monopolies eruit: John Stuart Mill, met een verwijzing naar diens belangrijkste werken. En in een ander kader staat de historische context waarin de denker geplaatst kan worden. Zo dacht ook Aristoteles in zijn Politika uit 330 voor Christus al na over de impact van monopolies en waarschuwt Adam Smith in 1776 in zijn The Wealth of Nations voor het gevaar van monopolies. En aan de hand van historische en recente praktijkvoorbeelden – spoorwegen, farmaceutische industrie – wordt vrij van jargon uitgelegd hoe monopolies het dagelijks leven beïnvloeden. Binnen vijf minuten snap je wat wel en niet deugt aan marktmacht. En passant word je doorverwezen naar gelieerde hoofdstukken, zoals de competitieve markt, of schaalvoordelen.

Een economische Dikke Steinz

Daarmee is het geen traditioneel economisch lesboek. Het is vooral praktisch en biedt op verschillende niveaus toegang tot de belangrijkste mechanismes in de dagelijkse economische praktijk. Een enorme stijging in de huizenprijzen? Even naar pagina 294: „De hoogste bieders betalen te veel.” Stijgende werkloosheid? Pagina 156: „Werkloosheid is geen keuze.” Levert de veiling van 5G-frequenties de staat miljarden op? Pagina 234: „Wat denkt de ander dat ik ga doen?” De overheid laat de kosten voor het herstel van het box 3-debacle ‘in het saldo lopen’? Pagina 76: „Leen nu, belast later.” Et cetera.

Al bladerend heb je het gevoel de economische variant van De Dikke Steinz in handen te hebben. Pieter Steinz ontsloot indertijd als literatuurrecensent van NRC in deze Gids voor de wereldliteratuur op unieke wijze de werken van liefst 416 internationale auteurs door verbanden te leggen, hun invloed bloot te leggen en op elk niveau een instap te creëren. Dat doet Het Grote Economieboek ook, en dat is knap.

Als toetje biedt het boek een lijst met invloedrijke economen die in de schaduw staan van Keynes, Mill en Smith. Hedendaagse denkers als John Kenneth Galbraith, Ha-Joon Chang en Dani Rodrik krijgen zo ook een plekje in de oneindig gevarieerde wereld die de economische wetenschap te bieden heeft.

Haast spelenderwijs biedt Het Grote Economieboek zo stap voor stap een solide basis in de economische theorie. Maar het verschaft ook inzicht in hedendaagse kwesties en debatten in de economie. Beurscrashes, de techrevolutie, het genderdebat, bankruns, duurzaamheid: de auteurs (zeven Britse economen uit verschillende disciplines) leggen het helder uit, werpen vragen op en nodigen vooral uit verder te lezen én te denken. Eindelijk een boek dat overtuigend bewijst dat economie ook leuk kan zijn.