Een winterharde vinkachtige: de barmsijs

Het is tegen zonsopgang wanneer ik de warmte van de hut achter me laat en buiten de bevroren wereld in me opneem. Het knarsen van de sneeuw onder mijn schoenen is alles wat ik hoor wanneer ik het bevroren meer op loop en in berkenboompjes langs de oever witstuitbarmsijzen (Acanthis hornemanii) ontwaar, zich warmend in het oranjerode schijnsel van de opkomende zon.

Ik werd vanochtend wakker in het Finse Kaamanen, een verzameling houten huizen in een golvend wit landschap van berken, dennen en met sneeuw overdekte meren, driehonderd kilometer ten noorden van de poolcirkel. Scandinavië is het thuis van barmsijzen, geharde vinkachtigen met een kenmerkende rode vlek op hun voorhoofd, die optimaal aangepast zijn aan het leven in de arctische toendra. Terwijl in de herfst veel vogels zuidwaarts trekken, trotseren de slechts vijftien gram wegende witstuitbarmsijzen de wekenlange duisternis van de noordelijke winter, waarin nachten van -40 graden Celsius niet ongewoon zijn. Weggedoken in hun dichte winterverenkleed zoeken barmsijzen in deze maanden beschutting in sneeuwtunnels die ze graven in de droge sneeuw. Door dagelijks tot wel 40 procent van hun lichaamsgewicht aan berkenzaden te verzamelen in hun krop – een uitstulping van de slokdarm – en deze hiervan uit geleidelijk te verteren, houden ze hun metabolisme en warmteproductie hoog.

Ondanks deze aanpassingen trekken barmsijzen in sommige winters, wanneer berken weinig zaden produceren en voedselschaarste dreigt, massaal zuidwaarts. Na 1986, 2005, 2008 en 2017, beleefden we deze winter weer een barmsijzeninvasie waarbij op sommige dagen langs onze kust niet enkele, zoals gebruikelijk, maar honderden langstrekkende barmsijzen werden waargenomen. Dit betrof alle drie nu bekende barmsijssoorten;

grote-, kleine- en een enkele witstuit-barmsijs.

De taxonomie van vogels werd in het verleden gebaseerd op uiterlijke kenmerken, inclusief gedrag en zang (fenotypisch), maar dna-onderzoek (genotypisch) wordt steeds belangrijker. De drie nu bekende barmsijssoorten onderscheiden zich op basis van kleur, streeppatroon en snavelvorm, maar kennen vele intermediaire vormen. Ze zijn genetisch gelijk. Maar verschillen in uiterlijk door wisselend tot expressie komende individuele genen onder invloed van externe factoren zoals voedsel, klimaat en leefomgeving.

Onbewust van dit alles scharrelden de witstuitbarmsijzen hun ontbijt bij elkaar om zich aanstonds vol energie in het nieuwe broedseizoen te storten. Het is niet ondenkbaar dat hun kroost omgedoopt zal worden tot barmsijs en eenvoudigweg bleker oogt dan zuidelijker soortgenoten in reactie op langduriger blootstelling aan een besneeuwde habitat.