Rein Valk, purser bij KLM en cartoonist, maakte een tekening over het verbod op nachtvluchten dat Schiphol boven het hoofd hangt. Een verkeerstoren in het donker, een vliegtuigje dat de landingsbaan niet op mag, oranje pijlen met ‘Düsseldorf’, ‘Frankfurt’ en ‘Brussel’ erop: daar gaan reizigers naartoe als ze minder makkelijk vanaf Schiphol kunnen vliegen. Je ziet ook een stewardess met een blonde paardenstaart, een witte man in een overall en een zwarte man in pilotenuniform.
De tekening, op een blauw billboard, staat dinsdagmiddag in de hal van de Tweede Kamer. Een groepje piloten, luchtvaarttechnici en cabinepersoneel komt namens drie vakbonden een petitie aanbieden tegen het verbod op nachtvluchten. In artikel 5 van de Grondwet staat sinds 1887 dat elke burger het recht heeft om een petitie in te dienen en dat kan in de Tweede Kamer op dinsdag van kwart over één tot kwart voor twee. Het kan over álles gaan, deze dinsdag is er ook een petitie over het bouwen van méér huizen in dorpjes.
Kamerlid Willem Boutkan van de PVV, die net als de vakbonden tegen het verbod op nachtvluchten is, zegt dat hij de tekening prachtig vindt en in zijn werkkamer wil ophangen. Maar dat mag niet. Van de Archiefwet moeten de petities en alles wat erbij hoort worden geregistreerd en bewaard. „Tot in de eeuwigheid”, zeggen twee ambtenaren de volgende dag. Ze laten me de kelder zien met het petitiemateriaal: honderden billboards, spandoeken, multomappen en andere soorten verpakkingen voor een boodschap aan de politiek. Een wandkleed met een baarmoeder en een ongeboren baby erop, een vliegtuigje van piepschuim, een plastic olievat met een waarschuwing tegen radioactief afval, een doos vol papieren maandverband, verkeersborden, brieven.
Het Archievenblad had vorige maand een artikel over deze „bijzondere vorm van activisme”, met foto’s uit de kelder. Je zou van de spullen een tentoonstelling kunnen maken over de zorgen, angsten en woede van burgers door de jaren heen. Maar dat is niet de bedoeling. Alles wordt overgedragen aan het Nationaal Archief, maar pas nadat is bedacht wat er moet gebeuren met materiaal dat schadelijke stoffen bevat of te groot is voor een archiefkast: de Consumentenbond kwam een keer met een billboard van 3,5 bij 1,5 meter.
Cartoonist Rein Valk zag zijn tekening woensdag in De Telegraaf, bij een artikel over de petitie, en dacht: de achtergrond had lichter gekund. Verder was hij tevreden. Zijn opdrachtgever had hem gevraagd om óók mensen van kleur te tekenen. „Maar dat doe ik altijd, zo is ook de wereld waarin ik werk bij KLM.” Dat het bord voor altijd wordt bewaard, vindt hij „grappig”. Al had Willem Boutkan het van hém wel mogen ophangen in de gang van de PVV. „Als hij het echt mooi vindt. Daar doe je het toch voor.” En voor de boodschap over de nachtvluchten? „De GroenLinks-gang ja, dat was nog leuker geweest.”
Op een novemberochtend zit Eppo Bruins (55) op het ROC Nijmegen in een kring met studenten. „Het is nodig dat we elkaar in de ogen kijken”, zegt de NSC-minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap plechtig met zijn typerende zachte stem. „Dat we elkaar als mensen zien en niet als onderdeel van een groep.”
De studenten vertellen hem over hun ervaringen met discriminatie tijdens hun stages. Een student van Marokkaanse komaf heeft zojuist verteld dat op haar eerste stagedag tegen haar werd gezegd: „We hebben het niet zo op Marokkanen.” Als Bruins vervolgens zegt dat mensen elkaar in de ogen moeten kijken, zegt de student: „Eh, ja, nee, dat klopt, ja.”
Aan het begin van zijn werkbezoek zei de minister dat hij zijn „oren” had „meegenomen”, terwijl hij even aan zijn oren voelde. Hij wilde ermee zeggen dat hij goed zou luisteren en dat doet hij ook. De verhalen van de studenten lijken hem echt te raken en hij stelt de juiste vragen.
De studenten lijken zich op hun gemak te voelen bij hem. Alleen weten ze niet altijd even goed wat ze aan moeten met zijn zalvende woorden. Later begint hij nog een keer over „elkaar in de ogen kijken” en over „hoop” en „verbinding”.
Eppo Bruins, evangelisch, neemt zijn geloof overal mee naartoe. Als Tweede Kamerlid voor de ChristenUnie (2015-2021) stond hij op dinsdagochtenden regelmatig te bidden met een groep in een hoekje van het Kamergebouw. Na zijn vertrek liep hij er nog een tijd rond als ‘bemoediger’, samen met Johan den Hartogh van Justice House of Prayer (JHOP), een gebedshuis in Den Haag. Ze boden een luisterend oor aan Kamerleden en baden voor hen. In 2021 zegenden Bruins en Den Hartogh zelfs samen het nieuwe (tijdelijke) Kamergebouw. „Zeven dagen lang liepen we er elke avond een rondje omheen terwijl we gebeden uitspraken. Ook bliezen we op een sjofar, een ramshoorn die in de Joodse eredienst wordt gebruikt”, vertelt Den Hartogh aan de telefoon.
Bruins vertelt graag, ook in de media, hoe hij tot het geloof is gekomen. Hij is niet christelijk opgevoed, maar speelde piano in de begeleidingsband van een christelijk koor. Toen hem werd gevraagd om een avond mee te zingen, zei de dirigent dat er één nummer was dat je niet kunt zingen als je niet gelooft. Toen dat nummer kwam, And in that day van Adrian Snell, stokte Bruins’ stem. Wow, dacht hij toen, God bestaat écht.
Des te vreemder is zijn overstap van de ChristenUnie naar NSC, vinden vrijwel alle zestien mensen die NRC voor dit profiel sprak. Die maakte hij deze zomer omdat hem door NSC was gevraagd onderwijsminister te worden in het kabinet-Schoof. Bruins wilde in eerste instantie lid blijven, maar toen de zwaar teleurgestelde partijleider Mirjam Bikker hem duidelijk maakte dat de ChristenUnie niet wenste mee te werken aan het kabinetsbeleid, zei hij zijn lidmaatschap op.
De overstap was ook opmerkelijk omdat al duidelijk was dat Bruins, afkomstig uit de wetenschap, als onderwijsminister moest gaan bezuinigen op hoger onderwijs en onderzoek. In de jaren negentig promoveerde hij in de natuurkunde en daarna had hij managementfuncties bij allerlei wetenschappelijke instituten. Tot aan zijn ministerschap was hij voorzitter van de Adviesraad voor wetenschap, technologie en innovatie (AWTI). In die rol schreef hij afgelopen juni in een opiniestuk in het Het Financieele Dagblad dat het kabinet juist zou moeten investeren in onderzoek en ontwikkeling. De geplande bezuinigingen op onderwijs, die hij zelf „lelijk” noemt, lopen op tot 1,9 miljard euro per jaar, waarvan 1 miljard op hoger onderwijs en onderzoek.
Vanwege die bezuinigingen krijgt Bruins sinds Prinsjesdag de wind van voren vanuit het onderwijsveld. Afgelopen maandag was er een protest in Den Haag met ruim twintigduizend demonstranten. En in aanloop naar het Tweede Kamerdebat over de onderwijsbegroting dinsdagavond bleek dat twee gelegenheidscoalities van oppositiefracties de geplande bezuinigingen willen tegenhouden. Zij dreigen de begroting in de Eerste Kamer weg te stemmen als Bruins niet akkoord gaat met hun voorgestelde wijzigingen. De onderhandelingen hierover, achter de schermen, kunnen nog wel een week duren.
Er is nog iets wat Bruins’ overstap opvallend maakt. Een van de redenen dat hij in 2011 zijn lidmaatschap van het CDA opzegde, was de samenwerking van die partij in het kabinet-Rutte I met de PVV als gedoogpartner. Nu zou Bruins minister worden in een kabinet waarvan de PVV daadwerkelijk deel uitmaakt.
Ik ben me heel erg bewust van het feit dat ik heel veel talenten heb
Hij heeft dus flink om zijn eigen normen en waarden heen moeten slalommen om bij het ministerschap uit te komen. Waarom heeft hij dat gedaan? Zelf zegt hij steeds: „Ik ben de juiste man op de juiste plek.” Oftewel: als wetenschapsman heeft hij nu de mogelijkheid om de pijn van de bezuinigingen enigszins te verzachten. Voor een andere verklaring grijpt Bruins vaak terug op zijn geloof. Afgelopen augustus zei hij in een interview met het Nederlands Dagblad dat het „de bedoeling” was dat hij op deze plek zou komen. „Gods leiding zit in alles.”
Meerdere mensen die NRC sprak hebben een andere verklaring. Of beter gezegd: nóg een verklaring, want ze geloven best dat Bruins zelf gelooft dat hij het kruis moet dragen om Nederland beter te maken. Maar ze zien ook zijn grote eergevoel, een stukje ijdelheid en misschien zelfs wat opportunisme.
Na zijn Kamerlidmaatschap zei Bruins altijd dat hij nog niet klaar was in Den Haag. Eind 2021 had hij het in de politieke podcast De Binnenkamer over „een boodschap” die hij nog heeft voor het land. Hij zei ook: „Ik ben me heel erg bewust van het feit dat ik heel veel talenten heb en ik vind het geweldig om die dan ook te mogen gebruiken.” Hij had in die tijd zelfs expres geen baan voor langere tijd aangenomen zodat hij makkelijk zou kunnen terugkeren naar Den Haag als hij de kans kreeg. Maar die kans kreeg hij niet bij de ChristenUnie. In 2021 was hij lager op de lijst gezet, op plek 7, en niet herkozen. De ChristenUnie was niet laaiend enthousiast over hem als Kamerlid. Misschien, klinkt in de partij, schatte hij in dat zijn kansen om namens de ChristenUnie terug te keren naar Den Haag verkeken waren en nam hij daarom het aanbod van NSC aan.
Niet dat zijn Kamerlidmaatschap een fiasco was. Collega’s uit die tijd noemen hem bijzonder intelligent, (inhoudelijk) gedreven en leergierig. Hij had visie en was prettig in de omgang. „Hij liep heel vaak even binnen bij collega’s voor een gesprekje: hoe gaat het met je?”, zegt Carla Dik-Faber, destijds ook Tweede Kamerlid namens de ChristenUnie. „Hij had echt een luisterend oor, ook voor de stagiairs.”
Alleen was Bruins wel een beetje een „Alice in Wonderland” in de politiek, zegt Dik-Faber. „Hij kon met kwieke tred door de gang lopen en dan links en rechts de kamers in kijken met zo’n verwonderde blik van: waar ben ik eigenlijk terechtgekomen?” Bruins had nul politieke ervaring toen hij de Kamer in kwam. De selectiecommissie was onder de indruk geweest van zijn ervaring in de wetenschap en als manager en had hem dus gelijk hoog op de lijst gezet.
Maar, zagen ze in Den Haag, door de jaren heen werd het niet echt beter. Hij miste een zekere gehaaidheid, was te goed van vertrouwen om politiek vernuftig te zijn. Ja, moties en initiatiefnota’s indienen deed hij wel. Hij streed bijvoorbeeld tegen de opening van Lelystad Airport en vóór de herinvoering van de basisbeurs voor studenten. Die onderwerpen heeft hij mede op de kaart gezet. Maar het hogere politieke spel, het hardcore onderhandelen, daar was hij niet goed in. Bedenken wie je nodig hebt om je doel te bereiken, wat je kunt geven, nemen. Dat lijkt hem nu als minister weer parten te spelen, klinkt in Den Haag. Doordat hij zich niet voldoende zou hebben ingezet om in de Eerste Kamer een meerderheid te regelen voor de geplande bezuinigingen, dreigen zijn plannen daar nu te stranden.
Tegelijkertijd heeft hij de neiging om, als hij het idee heeft dat hij goed in de materie zit, prekerig te worden, een soort college te geven. In zijn tijd in de Tweede Kamer konden Kamerleden van andere partijen zich daaraan ergeren. Hij deed in dat opzicht denken aan Pieter Omtzigt, nu NSC-leider. Soms werd die omtzigtiaanse stijl juist gewaardeerd, bijvoorbeeld als hij een berg scherpe, technische vragen stelde in de Tweede Kamer.
In zijn Kamertijd bouwde Bruins een hechte band op met Omtzigt. Grote kans dat die ook heeft meegespeeld in de beslissing om ja te zeggen tegen het ministerschap.
Bruins was binnen de ChristenUnie actief in allerlei partijcommissies. In die rol werd hij erg gewaardeerd, zegt CU-voorzitter Ankie van Tatenhove. „Daarom verraste zijn besluit ons ook.” Wouter Beekers, voormalig directeur van het wetenschappelijk instituut van de partij, vond het verdriet dat hij bij partijleden zag over Bruins’ overstap „indrukwekkend”. „Dat zei veel over de waardering die mensen hadden voor hem en over de verbindende kracht die hij heeft laten zien in de ChristenUnie.” Carla Dik-Faber belde Bruins om te zeggen hoe erg zijn vertrek haar raakte. „Ik was echt heel verdrietig en teleurgesteld.” Toch hebben zij nog steeds goed contact.
In de wetenschappelijke wereld kwam zijn overstap ook onverwachts. Hij zou net aan de Universiteit Leiden in deeltijd benoemd worden als bijzonder hoogleraar. En Bruins was pas twee jaar voorzitter van de Adviesraad voor wetenschap, technologie en innovatie. Directeur Patrick Essers had hem bij zijn aanstelling gevraagd wat hij zou doen als de ChristenUnie hem weer als Kamerlid zou vragen. Bruins antwoordde dat hij „dat hoofdstuk” had „afgerond” en dat hij zich „100 procent” wilde geven voor de AWTI. Essers, droogjes: „We hebben het niet gehad over wat hij zou doen als hem gevraagd zou worden minister te worden.” Maar hij neemt Bruins zijn keuze niet kwalijk.
Oud-collega’s uit het wetenschapsveld, Kamerleden, ChristenUnie-leden: ze kunnen er allemaal met hun hoofd niet bij dat Bruins nu allerlei ideeën moet uitvoeren die zo tegen zijn eigen visie indruisen. Ze wijzen dan niet alleen op de voorgenomen bezuiniging op het hoger onderwijs en onderzoek, maar ook op de bezuiniging op godsdienstonderwijs en op het terugdringen van de internationalisering van het hoger onderwijs.
Op één onderwerp hoeft Bruins zijn eigen visie niet te verloochenen. Net als zijn voorganger Robbert Dijkgraaf (D66) zet hij vol in op herwaardering van het mbo. Al toen hij manager was bij het Leids Instituut voor Onderzoek in de Natuurkunde (LION) (2004-2008) was hij „heel erg doordrongen van het nut van praktisch ingestelde mensen”, vertelt oud-collega Peter Kes, emeritus hoogleraar experimentele natuurkunde. Bruins had daar de verantwoordelijkheid voor de praktisch opgeleide vaklieden die apparatuur voor wetenschappers maakten.
Door zijn nieuwe baan heeft Bruins er niet meer zoveel tijd voor, maar eerder wandelde goede vriend Jeroen Marcus vaak met hem door de natuur rond Ermelo, waar Bruins woont. Altijd was hond Shelly erbij. „Hij postte wekelijks een zoekplaatje op Facebook na een wandeling. Dan moest je Shelly vinden op de foto”, vertelt Marcus, die communicatieadviseur was bij de ChristenUnie-fractie in de tijd dat Bruins Kamerlid was. Verder houdt hij volgens Marcus van pianospelen en leest hij „alles wat los en vast zit”. Hij is ook een familiemens. Hij heeft een vrouw, twee kinderen en is net voor het eerst grootvader geworden.
Volgens Marcus is Bruins een erg „relationeel mens” en trekt hij zich de kritiek van de ChristenUnie op zijn overstap aan – tot op zekere hoogte. „Maar hij is er zó van overtuigd dat hij dit moet doen.”
Of Bruins nog welkom is bij de ChristenUnie als hij terug wil? „Bij de ChristenUnie is altijd plaats voor zondaren”, zegt Tweede Kamerlid Pieter Grinwis met een lach. Van Tatenhove: „Het staat mensen vrij om lid te worden van de partij. Maar lid worden is natuurlijk niet hetzelfde als weer terugkomen in een functie.”
Al bij de oprichting van Nederland Wordt Beter in 2010, waar actiegroep Kick Out Zwarte Piet (KOZP) onder valt, had de organisatie bepaald dat ze zich in 2025 zou opheffen. Best een aardige inschatting, zo lijkt het nu: afgelopen week besloot KOZP dat het dit jaar niet nodig is om te demonstreren bij sinterklaasintochten.
Er stonden dertig demonstraties gepland in gemeenten waar Zwarte Piet de afgelopen jaren nog welkom was of „roetveegpieten die amper te onderscheiden waren van zwarte piet”, schreef KOZP in een persbericht. De beweging blies de protesten af na gesprekken met die gemeenten. Bijna allemaal hadden ze veranderingsbereidheid getoond. KOZP wilde ze vervolgens „de ruimte en rust geven om de toezeggingen door te voeren” en maakt daarom niet bekend om welke gemeenten het ging.
Naast een sinterklaasfeest zonder Zwarte Piet heeft Nederland Wordt Beter nog twee andere doelen: structurele aandacht op scholen voor het koloniale verleden en de slavernij, en een nationale herdenking van het slavernijverleden. „We zijn er nog niet, maar we zijn goed op weg”, zei voorman Jerry Afriyie eerder dit jaar in NRC. Vorige maand gaf de ministerraad groen licht voor de oprichting van de Stichting Herdenkingscomité Slavernijverleden.
Afriyie is tevreden over de verandering van de publieke opinie over Zwarte Piet. Eind 2022 bleek uit onderzoek van I&O Research dat een op de drie Nederlanders vond dat Zwarte Piet zwart moet blijven. In 2016 was dat nog 65 procent.
De KOZP-voorman moet lachen om de vraag waarom ze in de beginjaren al zo goed wisten ongeveer vijftien jaar nodig te hebben om hun doelen te bereiken. „Het was helemáál geen goede inschatting”, zegt hij via een videoverbinding. „Want in die vijftien jaar hebben wij dertig jaar aan werk verricht. Mijn leven staat stil sinds het begin van deze beweging. Ik heb weinig tijd met familie en vrienden doorgebracht, mijn kinderen maar half zien opgroeien.”
Maar 5 december 2025 was, en is, een „heilige datum” en „wordt niet verschoven”. „Het geeft energie als je een begin- en einddatum hebt mét concrete doelstellingen; je gaat er alles aan doen om die deadline te halen en je raakt niet moegestreden.”
„Het is ook niet eerlijk om te verwachten dat mensen doorgaan tot hun laatste adem”, zegt zijn collega Joanna, die ook bij het videogesprek is. Zij is sinds 2016 vrijwilliger voor Nederland Wordt Beter en hield zich dit jaar vooral bezig met de gesprekken met intochtcomités en gemeenten. Ze wil niet met haar achternaam in de media, vanwege de bedreigingen van voorstanders van Zwarte Piet waar KOZP nog steeds mee te maken heeft. Daar heeft Afriyie ook last van, maar zijn naam is al zo bekend, dat het niet meer zoveel zin heeft om die weg te laten, zegt hij lachend.
KOZP, zegt Joanna, moet het vertrouwen hebben dat de samenleving het nu zelf kan. „Wij geven het stokje door aan de samenleving.”
Hebben zo’n beetje alle gemeenten nu afgezien van Zwarte Piet?
Afriyie: „Helaas niet, maar de ruime meerderheid gelukkig wel. We hebben geen actuele, exacte cijfers, maar we monitoren wel. Mensen kunnen bij ons een melding maken als ze getuige zijn van een intocht met Zwarte Piet of een figuur die er te sterk op lijkt. We onderzoeken goed of een melding terecht is.
„Daarnaast gaat het ons meer om de gevoelstemperatuur in het land dan om het afvinken van gemeentes. Wij zien onszelf als aanjagers: we trappen deuren in. Net als bij de educatie over het slavernijverleden. Wij hebben gratis lespakketten gemaakt. Vervolgens is het aan scholen om daar iets mee te doen.”
Ondertussen werd de PVV bij de verkiezingen de grootste partij. In haar verkiezingsprogramma staat: ‘Zwarte Piet blijft.’ Kan Zwarte Piet toch weer salonfähig worden?
Joanna: „Ik merk er dit jaar niet veel van eigenlijk. Ik vond het vorig jaar bij ons protest in Slochteren, net na de PVV-overwinning, erger. Toen riep een groep voorstanders van Zwarte Piet: ‘Geertje, bedankt!’ De laatste tijd merk ik juist dat wat we hebben neergezet z’n vruchten begint af te werpen. Maar we zijn er nog niet helemaal en het helpt natuurlijk niet dat de PVV geen voorstander is van roetveegpiet.”
Afriyie: „Toen de PVV won, heb ik geen seconde gedacht: oh jee, hoe gaan we nu verder. Dit is een people’s movement, geen politieke beweging. Bij het maken van onze plannen, hebben we nooit gerekend op bijval van de politiek. Dus kan de politiek ons ook niet kwetsbaar maken.”
Maar gesteld dat er een tegenbeweging ontstaat? Blijven jullie dan op je handen zitten?
Afriyie: „Wij gaan geen brandweer zijn die steeds weer uitrukt als het nodig is. Wij hebben Nederland vijftien jaar voorbereid en gaan er nu vanuit dat het het examen zal halen. Het heeft namelijk ook alle tussentoetsen gehaald. Het is belangrijk dat je als activist gelooft dat mensen kunnen waarmaken wat je van ze vraagt.”
„En we hebben veel meegemaakt”, zegt Joanna. „We zijn ook moe.” Ze spreekt over de arrestaties, agressie en intimidatie waar KOZP-demonstranten gedurende de jaren mee te maken kregen. Afriyie zelf werd drie keer gearresteerd.
Hoewel hij het vertrouwen heeft dat „Nederland het kan”, wil Afriyie ook niet „te vroeg juichen”. Maar: „Als we verliezen, dan verliezen we allemaal. Want een feest dat een deel van onze kinderen uitsluit, is géén feest.”
Lees ook
Het succes van Kick Out Zwarte Piet – en zijn beperkingen
„Deze geschiedenis kunnen we niet terugdraaien, maar ik vraag wel nadrukkelijk om eerherstel. Voor mijzelf en alle andere vrouwen die ongewild hun kind hebben moeten afstaan. Het mag niet de geschiedenisboeken ingaan zoals de staat het voorschotelt.”
Aan het woord is de 77-jarige afstandsmoeder Trudy Scheele-Gertsen. De grootste zaal van de rechtbank in Den Haag zit deze vrijdag stampvol. Er is veel belangstelling voor het hoger beroep van de rechtszaak die Scheele-Gertsen en vrouwenrechtenorganisatie Bureau Clara Wichmann aanspanden tegen de Nederlandse staat. In 2020 stelden Scheele-Gertsen en BCW de staat – waar de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK) onderdeel van is – aansprakelijk voor het onrecht dat haar en duizenden andere ongehuwde vrouwen werd aangedaan, omdat zij afstand moesten doen van hun pasgeboren kind.
Lees ook
‘Er is bewust toegewerkt naar adoptie’, zegt afstandsmoeder die de staat aansprakelijk stelt
Die rechtszaak verloren ze. De rechtbank kon vijftig jaar na dato niet vaststellen dat de RvdK structureel en in het bijzonder tegenover Scheele-Gertsen juridisch verwijtbare fouten heeft gemaakt, oordeelde de rechter in 2022. Volgens de rechtbank was de druk die de moeders (tussen 1956 en 1984) hebben ervaren, waardoor zij zich gedwongen hebben gevoeld hun kind af te staan, eerder een gevolg van sociale en religieuze verhoudingen in die periode.
Waarheidsvinding
Scheele-Gertsen besloot niet op te geven. „Dit gaat niet om geld, het gaat om waarheidsvinding, om een kloppende versie van de geschiedenis”, vertelt Scheele-Gertsen in een gesprek voorafgaand aan de zitting. „In 2019 schreef ik toenmalig minister Sander Dekker een persoonlijke brief om hem te vertellen wat mij was overkomen, en vooral over de mensonterende manier waarop mijn zoon en ik van elkaar zijn gescheiden na zijn geboorte.”
In 1968 was Scheele-Gertsen, toen 21 jaar, ongetrouwd zwanger geraakt. Toch was ze ervan overtuigd dat ze haar kind prima zelf kon grootbrengen, want ze had een afgeronde opleiding. Maar haar ouders en de RvdK zetten haar onder druk om de baby af te staan, vertelt Scheele-Gertsen. „Je leest terug in mijn dossier dat er bewust is toegewerkt naar adoptie, terwijl ik mijn hele zwangerschap heb aangegeven dat ik mijn baby wilde houden.”
Uiteindelijk beviel ze van haar zoon bij de nonnen van de Paula Stichting in Oosterbeek. Ze zag zich genoodzaakt hem daar achter te laten, en zag hem pas in 2018 weer terug. „Door mijn schrijven wilde ik de minister laten weten hoe oneerlijk het was gegaan, iets wat veel vrouwen tot op de dag van vandaag pijnigt.” Maar na haar brief bleef het stil. Scheele-Gertsen had gehoopt op een gesprek, ze had zelfs een lijstje gemaakt met punten die ze van belang achtte voor een landelijk onderzoek. „Als ik toen was uitgenodigd en er echt was geluisterd, dan hadden we hier vandaag niet gezeten.”
Recht op herstel
Inmiddels bemoeien ook de Verenigde Naties (VN) zich met de kwestie. In september stuurden twee VN-rapporteurs de staat een bezorgde brief waarin ze stelden dat „de Nederlandse overheid veel meer moet doen om afstandsmoeders te ondersteunen”. In de brief gaan zij onder meer in op de rechtszaak van Scheele-Gertsen en vrouwen in soortgelijke situaties.
„Bij dergelijk historisch onrecht hebben moeders maar ook kinderen recht op herstel”, schreven de rapporteurs . Zij geven de staat de aanbeveling zich bij dergelijke kwesties niet meer te beroepen op verjaring, maar verantwoordelijkheid te nemen voor hun rol in deze geschiedenis. In reactie op de VN-brief liet de staat weten, waarin ook zijn eigen handelen aan bod komt.
Ook schreef de staat in gesprek te zijn met afstandsmoeders en kinderen, om hun behoeftes in kaart te brengen. Die zeggen echter zich niet in dat beeld te herkennen, omdat zij al lang duidelijk hebben gemaakt wat hun behoeftes zijn en de staat die nog altijd negeert. „Na alles wat er is misgegaan heb ik weinig vertrouwen meer in het landelijke onderzoek”, zegt Will van Sebille van Stichting De Nederlandse Afstandsmoeder. „Deze rechtszaak voelt eigenlijk als een laatste kans om de onderste steen boven de krijgen.”
Toen ik beviel werd ik geblinddoekt en mijn armen werden vastgehouden zodat ik mijn kind niet kon zien of aanraken
Dat ze niet de enige is die er zo over denkt, blijkt uit de getuigenissen van vrouwen die tijdens het hoger beroep gebruikmaken van hun spreekrecht. „Na een maand ben je vergeten dat je een kind hebt gehad, zei de psycholoog van de Paula Stichting in 1968 tegen mij”, vertelt Merapi Obermayer. „Toen ik beviel werd ik geblinddoekt en mijn armen werden vastgehouden zodat ik mijn kind niet kon zien of aanraken.”
Ook Jeannine van Dijck benadrukt de levenslange ontwrichting die het moeten afstaan van haar dochter teweeg heeft gebracht. „Niet alleen in mijn leven, maar ook in dat van mijn broers en zussen die zeer betrokken zijn bij alles wat er is gebeurd.”
Pijnlijke rechtsgang
Dat deze rechtsgang pijnlijk is voor de aanwezige vrouwen en kinderen, erkent Mette van Asperen, een van de advocaten van de staat. „Voor de vrouwen die dit hebben meegemaakt is er geen sprake van verjaring, maar dit is een juridische procedure. Het lijkt alsof de staat heel hard is, maar dat is het pijnlijke van een rechtsgang die ook wij liever hadden vermeden.”
Een belangrijke vraag die tijdens de zitting van vrijdag opnieuw centraal stond, is of te bewijzen is dat de RvdK destijds onrechtmatig heeft gehandeld richting ongehuwde moeders, en in het bijzonder tegenover Scheele-Gertsen.
De RvdK ging niet met moeders in gesprek en hielp hen niet zoeken naar praktische, financiële of juridische mogelijkheden
Er was sprake van een patroon, stelt Lisa-Marie Komp, de advocaat van Scheele-Gertsen. „Het verhaal van Scheele-Gertsen staat niet op zichzelf. Uit alle verklaringen die wij hebben verzameld blijkt dat de vrouwen werden overgeleverd aan de druk om hun kind af te staan. De RvdK ging niet met moeders in gesprek, hielp hen niet bij het zoeken naar praktische of financiële mogelijkheden, en wees ze ook niet op juridische mogelijkheden om tegen een afstandsbesluit op te komen.” Komp schetst hoe de wet duidelijk maakte dat moeder en kind bij elkaar hoorden en hoe de Raad de plicht had om daarop toe te zien. De staat ontkent dat, beroept zich op verjaring, en acht het bovendien niet bewezen dat de RvdK destijds in strijd met de regels van toen heeft gehandeld. „Er is geen reden om te veronderstellen dat maatschappelijk werksters de gesprekken anders hebben weergegeven dan dat ze zijn gevoerd, of dat ze bewust onjuiste informatie hebben opgenomen”, is een van de argumenten die Van Asperen aanvoert.
„Het gemis van een kind kan nooit gecompenseerd worden”, betoogt Linde Bryk van Bureau Clara Wichmann aan het slot van de zitting. „Maar de erkenning dat hun onrecht is aangedaan, dat op afstand [van het kind] werd aangestuurd en dat zij niet beschermd werden door de RvdK, is iets waarover door uw Hof wél kan worden beslist.”
De uitspraak zal nog even op zich laten wachten, besluit de voorzitter, want het Hof wil de tijd nemen om het dossier goed te bestuderen en te laten bezinken wat er vandaag naar voren is gebracht. Scheele-Gertsen is opgelucht, vertelt ze na afloop. „Ik heb meer hoop dan de vorige keer, de rechters voelden toegankelijker. Dus vandaag zijn we in elk geval gehoord.” Op 11 maart 2025 wordt de uitspraak verwacht.
Lees ook
Vrijspraak Staat en Raad ‘harde klap’ voor afstandsmoeders