Mensen horen praten over hun makelaar, de vierkante-meterprijs of hun wachttijd voor een huurwoning is een beetje zoals luisteren naar iemands xtc-trip. Leuk voor wie het ook heeft meegemaakt, onmetelijk saai voor buitenstaanders. Slecht nieuws: voor velen is het nu noodgedwongen gespreksonderwerp nummer één. De huizenprijzen zijn weer bijna op het niveau van de vorige piek in 2022, meldde de NVM deze week. Ik ben nu zelf naar huizen aan het kijken en tot mijn spijt moet ik vaststellen dat ook ik er saaier van geworden ben. Het is alsof een sprinkhanenplaag mijn hoofd heeft kaalgevreten: er is een dorre vlakte overgebleven waarop geen ander onderwerp meer gedijt. Ik kwam er pas zondag achter dat Iran op zaterdag Israël had aangevallen, zo gepreoccupeerd was ik met Funda.
Maar goed, hierover meer in mijn memoires. Er is nu een belangrijker probleem: niet alleen als gespreksonderwerp is de woningmarkt saai, maar ook als politiek thema. Het huidige woningtekort was al decennia in de maak, maar het staat pas op de politieke agenda nu ook de middenklasse geen huizen meer kan vinden. Tot die tijd was het onderwerp te droog, te taai, te complex om de hearts and minds van opiniemakers en politici te veroveren.
Al sinds Fortuyn wordt de politieke onvrede voornamelijk in culturele termen geduid. De meest verhitte discussies gingen de laatste twintig jaar over normen en waarden, hoofddoekjes, Zwarte Piet en het verlies van ‘onze cultuur’ in het algemeen. Dat leidde tot symboolpolitiek als het boerkaverbod, een quotum voor Nederlandstalige muziek op de radio en het verplicht leren van het Wilhelmus op school. (De laatste twee plannen, respectievelijk van de PVV en het CDA, zijn alweer mislukt en vergeten.) Ging het toch over iets sociaal-economisch, dan altijd weer over het eigen risico of het leenstelsel, mediagenieke onderwerpen die qua impact op de koopkracht in het niet vallen bij de stijging van de huizenprijzen.
Ondertussen verkochten woningcorporaties hun sociale huurwoningen, dreven investeerders de prijzen op, werd er weinig bij gebouwd, moesten ouderen langer thuis blijven wonen en nam het aantal immigranten toe – niet alleen door de asielinstroom, maar ook door de studie- en arbeidsmigratie, die door de meeste partijen werd aangemoedigd. Het resultaat: een tekort van 400.000 woningen, plus nog een heleboel mensen die in een huis wonen dat te groot, te klein, te duur of op de verkeerde plek is. Mensen willen een gezin beginnen, of juist weg uit het gezinshuis. Ze verdienen te veel voor sociale huur, maar te weinig voor de vrije sector. Ze willen een woning delen, maar regels staan in de weg. De ruimte tussen wal en schip is zo groot dat de halve bevolking erin past.
Soms zegt een grafiek meer dan duizend beelden, zoals in het WRR-rapport over grip van afgelopen november. Van vijf gebieden laat de raad daarin zien hoe groot de (on)zekerheid van mensen is: sociale contacten, arbeidsmarkt, financiële situatie, gezondheid en woningmarkt. Eén balkje springt eruit. Is in de andere vier categorieën minder dan 10 procent (heel) onzeker, bij de woningmarkt is dat 33 procent. Nog eens 34 procent is ‘niet onzeker en niet zeker’, wat slechts 32 procent overlaat die (heel) zeker is over de woningmarkt. Een derde van de bevolking. Vergelijk: op die andere vier terreinen is tussen de 66 en 76 procent (heel) zeker.
Hoe duidelijk wil je het hebben? Er wordt soms gezegd dat het de Wilders-kiezers ‘eigenlijk’ niet gaat om woningen, maar dat ze ‘gewoon’ tegen immigranten zijn. Zo eenvoudig is het niet. Het is net iets makkelijker om immigratie toe te juichen als je een huis hebt, en je kinderen en je ouders ook.
Het is alweer bijna vergeten, maar in de campagne ging het aanvankelijk veel over bestaanszekerheid. ‘Ergens kunnen wonen’ valt onder bestaanszekerheid en staat dus bijna onderaan de piramide van Maslow, net boven ‘overleven’. Iets als ‘130 rijden’, waar de formerende partijen nu blijkbaar over praten, valt in die piramide nog het meest onder ‘zelfontplooiing’ en staat dus helemaal bovenaan. Ook leuk, maar hopelijk minder een prioriteit dan zorgen dat iedereen een dak boven z’n hoofd heeft.
De vraag is: kan het potentiële kabinet hier iets aan doen? Kijk je naar de vier partijen, dan zie je vooral verschillen. Wilders wil de grenzen dicht, de anderen vinden dat onrealistisch. NSC wil de arbeidsmigratie beperken, VVD en BBB niet. De VVD heeft het ministerie van Volkshuisvesting afgeschaft, NSC wil het in ere herstellen. Wilders wil de sociale huren verlagen en de huurtoeslag verhogen, zonder financiële dekking.
Een nog belangrijker vraag: voelen de partijen de urgentie? Ik betwijfel het. Het verlangen er zelf beter uit te komen lijkt vaak toch groter dan de wil om echte oplossingen te zoeken. Zo’n zoektocht is saai, zeker op een notoir saai dossier als de woningmarkt. Dan is vinnig twitteren een stuk aantrekkelijker.
Floor Rusman ([email protected]) is redacteur van NRC