De foto van die vrouw in het uitgebrande huis. Ze huilde wanhopig, dat zag je en het fotobijschrift maakte duidelijk hoeveel reden ze daarvoor had: haar man en twee kinderen zijn ontvoerd door Hamas, haar moeder, wier huis dit is, en een nichtje zijn vermoord.
De foto stond bij het opiniestuk van de Palestijnse Rajaa Natour die hardop wilde zeggen dat ook ‘wij Palestijnen’ moorden. Dat is waar en in het grote verhaal is het belangrijk om zulke dingen te zeggen, toch was dat niet wat de grootste indruk maakte. Dat was die foto, die zo goed was gekozen, omdat die het leed van een enkeling liet zien.
Op de televisie zag ik een Palestijnse familie bezig eindeloos veel water te putten, ze waren teruggekeerd naar de resten van hun huis in Gaza, stookten een vuurtje van brokstukken, liepen verwezen door wat hun woning – raamloos, afgebrokkelde muren – moest verbeelden. Het zoontje zei dat hij altijd zo fijn sliep in ‘dit was mijn kamertje’ maar nu kon dat niet meer.
Het dochtertje probeerde flink te zijn, maar toen ze vertelde dat al haar speelgoed weg was, barstte ze in tranen uit. Het speelgoed leek me een pars pro toto, zoals in dat gedicht van Wilfred Smit waarin een stadskind schrijft aan haar grootvader die verhuisd is en die ze mist: „’t is erger met mijn pop/ sinds u daarbuiten woont”.
Onze malle voorkeur voor getallen. Zoveel Israeliërs, zoveel Palestijnen. Daarbij vergeleken valt het in Oekraïne, schreef of zei laatst ook nog weer iemand, godbetert, mee. Ja als je leed per duizenden of tienduizenden op je bord schept mis je een twee pruimpjes niet.
Dat zeg ik verontwaardigd, of ik heel anders ben. Maar ik luister ook met droge ogen naar het journaal waarin het gaat over duizenden mensen overal ter wereld die gevlucht zijn voor geweld nadat verwanten en landgenoten gedood zijn en ik zeg machteloos: ‘Wat erg.’ ‘Wat vreselijk.’ En ik drink mijn koffie als ieder ander.
Onlangs liep ik door Parijs (waarover een volgende keer meer) op weg naar de bakker die verrukkelijk luchtige pain au chocolat had, en even zag ik een Oekraïense in zo’n halfverwoeste stad voor me, sneeuw en een koud flatgebouw, kinderen naar het buitenland vertrokken, schrale boodschappen in haar tas, en dat die zich probeerde voor te stellen, maar daar niet in slaagde, dat er in Parijs gewoon mensen over straat liepen en verwarmde winkels binnen gingen.
En dan zeggen wij hier opbeurend: „Maar ze leeft tenminste nog.” Alsof niets ertoe doet als iemand er het leven heeft afgebracht. Alsof het nu juist niet gáát om dat leven, dat ene leven.
Judith Herzberg schreef een paar jaar geleden een klein toneelstuk, Opgediept, waarin je alleen maar twee mensen ziet die aan het pakken zijn. Ze zeggen van die halfaffe rommelige dingen waaruit je toch van alles begrijpt „Beter twee tassen, denk ik,/ geen koffer. Een koffer valt op.” Geleidelijk aan, of eigenlijk al snel, wordt duidelijk dat dit ouders zijn van een jong kind dat net door iemand is meegenomen, om het te redden. Om het te redden, maar het is wel weg. De moeder zegt dat de vrouw die het kind kwam ophalen nooit had moeten zeggen: „Weet je het zeker”/ godverdomme! natuurlijk niet!!!”
Zelden nog ben je zó dichtbij geweest, bij wat het is, overleven. Een kind meegeven. Zelf gaan onderduiken. En wij later maar alleen over enorme getallen en grote gruwelen spreken, en we zeggen: wat vreselijk.
Nederland heeft bij regering-Netanyahu geklaagd over de verspreiding van een Israëlisch rapport waarin verschillende pro-Palestijnse organisaties in Nederland worden beschuldigd van het organiseren van het geweld tegen Israëlische voetbalsupporters na de wedstrijd Ajax – Maccabi Tel Aviv.
De diplomatieke tik op de vingers is het resultaat van onderzoek naar mogelijke ‘ongewenste buitenlandse beïnvloeding’ door de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding (NCT). Volgens het kabinet had Israël eventuele belastende informatie met bevoegde instanties (zoals de inlichtingendienst AVID) vertrouwelijk moeten delen. Minister van Justitie David van Weel noemt „de wijze van verspreiding” van het rapport „ongebruikelijk” en „ongewenst”, vanwege „mogelijke negatieve gevolgen voor Nederlandse ingezetenen.”
Het rapport is afkomstig van het Israëlische ministerie voor Diaspora en Antisemitismebestrijding en is actief verspreid onder Nederlandse politici en journalisten. Tijdens het Kamerdebat over het geweld in Amsterdam citeerde BBB-leider Caroline van der Plas uit het nog ongepubliceerde stuk, dat inmiddels ook online staat. In het rapport worden verschillende organisaties, zoals de Stichting Palestijnse Gemeenschap in Nederland (PGNL) en Utrecht 4 Palestine, ervan beschuldigd banden te onderhouden met de terreurbeweging Hamas en betrokken te zijn bij de organisatie van de „pogrom” in Amsterdam. Het rapport levert daarvoor geen sluitend bewijs. In een ander, ‘geheim’ rapport van het ministerie van Diaspora werd een medewerker van vredesbeweging Pax omschreven als een ‘spil’ in een netwerk om Israël te ‘isoleren’. Van Gool ontving ernstige bedreigingen na publicaties in de Israëlische pers.
Deuk in relatie
De Nederlandse demarche is een nieuwe deuk in de relatie met Israël. Na het geweld in Amsterdam werd Nederland tot op het niveau van koning Willem-Alexander gekapitteld door Israël. Toen minister van Buitenlandse Zaken Veldkamp vorige week tijdens de begrotingsbehandeling in de Tweede Kamer liet weten dat Nederland uitvoer zal geven aan het arrestatiebevel tegen premier Netanyahu en voormalig Defensieminister Yoav Gallant, werd een gepland bezoek aan Israël begin deze week afgezegd. Wel zal PVV-leider Geert Wilders op korte termijn Israël bezoeken, waarbij hij ook een ontmoeting zal hebben met Netanyahu. Wilders, zo meldde NRC eerder, is uitgenodigd door de omstreden kolonistenleider Yossi Dagan, die een lobby voert voor annexatie van de door Israël bezette Palestijnse gebieden in Gaza en de Westelijke Jordaanoever. Wilders gaat daarmee in tegen het beleid van zijn eigen kabinet, dat uitgaat van een tweestatenoplossing voor het Israëlisch-Palestijnse conflict en de joodse nederzettingen op de Westelijke Jordaanoever beschouwt als illegaal.
Het feit dat Nederland zich heeft beklaagd over het rapport wil niet zeggen dat het kabinet de informatie daarin volledig in de wind slaat. Volgens minister Van Weel betreft het „ernstige aantijgingen” die door „de bevoegde instanties” zullen worden beoordeeld.
„Deze geschiedenis kunnen we niet terugdraaien, maar ik vraag wel nadrukkelijk om eerherstel. Voor mijzelf en alle andere vrouwen die ongewild hun kind hebben moeten afstaan. Het mag niet de geschiedenisboeken ingaan zoals de staat het voorschotelt.”
Aan het woord is de 77-jarige afstandsmoeder Trudy Scheele-Gertsen. De grootste zaal van de rechtbank in Den Haag zit deze vrijdag stampvol. Er is veel belangstelling voor het hoger beroep van de rechtszaak die Scheele-Gertsen en vrouwenrechtenorganisatie Bureau Clara Wichmann aanspanden tegen de Nederlandse staat. In 2020 stelden Scheele-Gertsen en BCW de staat – waar de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK) onderdeel van is – aansprakelijk voor het onrecht dat haar en duizenden andere ongehuwde vrouwen werd aangedaan, omdat zij afstand moesten doen van hun pasgeboren kind.
Lees ook
‘Er is bewust toegewerkt naar adoptie’, zegt afstandsmoeder die de staat aansprakelijk stelt
Die rechtszaak verloren ze. De rechtbank kon vijftig jaar na dato niet vaststellen dat de RvdK structureel en in het bijzonder tegenover Scheele-Gertsen juridisch verwijtbare fouten heeft gemaakt, oordeelde de rechter in 2022. Volgens de rechtbank was de druk die de moeders (tussen 1956 en 1984) hebben ervaren, waardoor zij zich gedwongen hebben gevoeld hun kind af te staan, eerder een gevolg van sociale en religieuze verhoudingen in die periode.
Waarheidsvinding
Scheele-Gertsen besloot niet op te geven. „Dit gaat niet om geld, het gaat om waarheidsvinding, om een kloppende versie van de geschiedenis”, vertelt Scheele-Gertsen in een gesprek voorafgaand aan de zitting. „In 2019 schreef ik toenmalig minister Sander Dekker een persoonlijke brief om hem te vertellen wat mij was overkomen, en vooral over de mensonterende manier waarop mijn zoon en ik van elkaar zijn gescheiden na zijn geboorte.”
In 1968 was Scheele-Gertsen, toen 21 jaar, ongetrouwd zwanger geraakt. Toch was ze ervan overtuigd dat ze haar kind prima zelf kon grootbrengen, want ze had een afgeronde opleiding. Maar haar ouders en de RvdK zetten haar onder druk om de baby af te staan, vertelt Scheele-Gertsen. „Je leest terug in mijn dossier dat er bewust is toegewerkt naar adoptie, terwijl ik mijn hele zwangerschap heb aangegeven dat ik mijn baby wilde houden.”
Uiteindelijk beviel ze van haar zoon bij de nonnen van de Paula Stichting in Oosterbeek. Ze zag zich genoodzaakt hem daar achter te laten, en zag hem pas in 2018 weer terug. „Door mijn schrijven wilde ik de minister laten weten hoe oneerlijk het was gegaan, iets wat veel vrouwen tot op de dag van vandaag pijnigt.” Maar na haar brief bleef het stil. Scheele-Gertsen had gehoopt op een gesprek, ze had zelfs een lijstje gemaakt met punten die ze van belang achtte voor een landelijk onderzoek. „Als ik toen was uitgenodigd en er echt was geluisterd, dan hadden we hier vandaag niet gezeten.”
Recht op herstel
Inmiddels bemoeien ook de Verenigde Naties (VN) zich met de kwestie. In september stuurden twee VN-rapporteurs de staat een bezorgde brief waarin ze stelden dat „de Nederlandse overheid veel meer moet doen om afstandsmoeders te ondersteunen”. In de brief gaan zij onder meer in op de rechtszaak van Scheele-Gertsen en vrouwen in soortgelijke situaties.
„Bij dergelijk historisch onrecht hebben moeders maar ook kinderen recht op herstel”, schreven de rapporteurs . Zij geven de staat de aanbeveling zich bij dergelijke kwesties niet meer te beroepen op verjaring, maar verantwoordelijkheid te nemen voor hun rol in deze geschiedenis. In reactie op de VN-brief liet de staat weten, waarin ook zijn eigen handelen aan bod komt.
Ook schreef de staat in gesprek te zijn met afstandsmoeders en kinderen, om hun behoeftes in kaart te brengen. Die zeggen echter zich niet in dat beeld te herkennen, omdat zij al lang duidelijk hebben gemaakt wat hun behoeftes zijn en de staat die nog altijd negeert. „Na alles wat er is misgegaan heb ik weinig vertrouwen meer in het landelijke onderzoek”, zegt Will van Sebille van Stichting De Nederlandse Afstandsmoeder. „Deze rechtszaak voelt eigenlijk als een laatste kans om de onderste steen boven de krijgen.”
Toen ik beviel werd ik geblinddoekt en mijn armen werden vastgehouden zodat ik mijn kind niet kon zien of aanraken
Dat ze niet de enige is die er zo over denkt, blijkt uit de getuigenissen van vrouwen die tijdens het hoger beroep gebruikmaken van hun spreekrecht. „Na een maand ben je vergeten dat je een kind hebt gehad, zei de psycholoog van de Paula Stichting in 1968 tegen mij”, vertelt Merapi Obermayer. „Toen ik beviel werd ik geblinddoekt en mijn armen werden vastgehouden zodat ik mijn kind niet kon zien of aanraken.”
Ook Jeannine van Dijck benadrukt de levenslange ontwrichting die het moeten afstaan van haar dochter teweeg heeft gebracht. „Niet alleen in mijn leven, maar ook in dat van mijn broers en zussen die zeer betrokken zijn bij alles wat er is gebeurd.”
Pijnlijke rechtsgang
Dat deze rechtsgang pijnlijk is voor de aanwezige vrouwen en kinderen, erkent Mette van Asperen, een van de advocaten van de staat. „Voor de vrouwen die dit hebben meegemaakt is er geen sprake van verjaring, maar dit is een juridische procedure. Het lijkt alsof de staat heel hard is, maar dat is het pijnlijke van een rechtsgang die ook wij liever hadden vermeden.”
Een belangrijke vraag die tijdens de zitting van vrijdag opnieuw centraal stond, is of te bewijzen is dat de RvdK destijds onrechtmatig heeft gehandeld richting ongehuwde moeders, en in het bijzonder tegenover Scheele-Gertsen.
De RvdK ging niet met moeders in gesprek en hielp hen niet zoeken naar praktische, financiële of juridische mogelijkheden
Er was sprake van een patroon, stelt Lisa-Marie Komp, de advocaat van Scheele-Gertsen. „Het verhaal van Scheele-Gertsen staat niet op zichzelf. Uit alle verklaringen die wij hebben verzameld blijkt dat de vrouwen werden overgeleverd aan de druk om hun kind af te staan. De RvdK ging niet met moeders in gesprek, hielp hen niet bij het zoeken naar praktische of financiële mogelijkheden, en wees ze ook niet op juridische mogelijkheden om tegen een afstandsbesluit op te komen.” Komp schetst hoe de wet duidelijk maakte dat moeder en kind bij elkaar hoorden en hoe de Raad de plicht had om daarop toe te zien. De staat ontkent dat, beroept zich op verjaring, en acht het bovendien niet bewezen dat de RvdK destijds in strijd met de regels van toen heeft gehandeld. „Er is geen reden om te veronderstellen dat maatschappelijk werksters de gesprekken anders hebben weergegeven dan dat ze zijn gevoerd, of dat ze bewust onjuiste informatie hebben opgenomen”, is een van de argumenten die Van Asperen aanvoert.
„Het gemis van een kind kan nooit gecompenseerd worden”, betoogt Linde Bryk van Bureau Clara Wichmann aan het slot van de zitting. „Maar de erkenning dat hun onrecht is aangedaan, dat op afstand [van het kind] werd aangestuurd en dat zij niet beschermd werden door de RvdK, is iets waarover door uw Hof wél kan worden beslist.”
De uitspraak zal nog even op zich laten wachten, besluit de voorzitter, want het Hof wil de tijd nemen om het dossier goed te bestuderen en te laten bezinken wat er vandaag naar voren is gebracht. Scheele-Gertsen is opgelucht, vertelt ze na afloop. „Ik heb meer hoop dan de vorige keer, de rechters voelden toegankelijker. Dus vandaag zijn we in elk geval gehoord.” Op 11 maart 2025 wordt de uitspraak verwacht.
Lees ook
Vrijspraak Staat en Raad ‘harde klap’ voor afstandsmoeders
Het homohuwelijk. Een einde aan de doodstraf. Legaliseren van abortus. Belangrijke veranderingen in de samenleving komen in het Verenigd Koninkrijk vaker door initiatiefwetsvoorstellen tot stand. Vrijdag is, ook door een initiatiefwetsvoorstel, legale hulp bij zelfdoding voor terminale patiënten een grote stap dichterbij gekomen.
Een wetsvoorstel van parlementariër Kim Leadbeater (Labour) haalde een meerderheid in het Lagerhuis: 330 leden stemden ervoor, 275 ertegen. Het betekent dat haar voorstel de komende maanden inhoudelijk wordt behandeld, een fase die eerdere initiatieven rond zelfdoding nooit haalden. Volgens Leadbeater is het tijd dat terminaal zieke inwoners „keuze, autonomie en waardigheid krijgen over het einde van hun leven”.
De politieke partijen lieten hun parlementsleden vrij in het bepalen van hun stem, omdat het onderwerp zo persoonlijk is en gevoelig ligt. Tot het laatst bleef daardoor spannend of het voorstel erdoor zou komen. Veel Lagerhuisleden haalden in het debat de geschiedenis aan van terminaal zieke kiezers of familieleden, verhalen die hen ervan overtuigden voor of juist tegen dit voorstel te stemmen.
Het wetsvoorstel van Leadbeater is gebaseerd op regelgeving in de Amerikaanse staat Oregon. Alleen volwassenen die nog maximaal zes maanden te leven hebben komen in aanmerking. Twee artsen moeten onafhankelijk van elkaar vaststellen dat een patiënt inderdaad terminaal ziek is en „mentaal in staat is een duidelijk en geïnformeerde keuze te maken”. Daarna beoordeelt ook een rechter de zaak. De patiënt moet het dodelijk middel zelf innemen, een arts mag het niet toedienen. Hierin verschilt het voorstel van euthanasie zoals bijvoorbeeld in Nederland mogelijk is, waarbij een arts de patiënt een stervensmiddel geeft.
David Cameron was vóór
Afgelopen week spraken allerlei Britse (oud-)politici zich uit over de wet in de media. Oud-premier David Cameron veranderde bijvoorbeeld van mening, sinds hij tegen het laatste wetsvoorstel stemde in 2015. Hij schreef in dagblad The Times dat dit voorstel volgens hem voldoende waarborgen kent om te voorkomen dat kwetsbare patiënten onder druk worden gezet om voor zelfdoding te kiezen: „Dit voorstel gaat niet over het beëindigen van leven, maar over het verkorten van de dood.”
Buiten het parlement in Westminster verzamelden zich vrijdag honderden demonstranten, om steun te betuigen aan het voor- of juist het tegenkamp. „Help me te leven, niet te sterven”, stond op de borden van de tegenstanders. „Geef me de keuze over mijn dood”, op die van de voorstanders.
Gezondheidszorg en dus ook terminale zorg is in het VK aan de vier individuele landen – dit voorstel betreft inwoners van Engeland en Wales. In Schotland is een apart wetsvoorstel in behandeling, in Noord-Ierland (nog) niet. In heel het Verenigd Koninkrijk is volgens peilingen een meerderheid van de bevolking vóór legale hulp bij zelfdoding.
Weerstand komt uit religieuze hoek. De Kerk van Engeland en islamitische organisaties spraken zich kritisch uit, omdat volgens hen besluiten over leven en dood alleen aan God zijn. Dagblad The Observer vond uit dat sommige lobbygroepen zich als ‘onafhankelijke’ artsen en verpleegkundigen presenteren in de media en hun banden met christelijke organisaties verzwijgen.
Tegenstanders van het voorstel, onder wie ook minister Wes Streeting (Volksgezondheid, Labour), haalden praktische bezwaren aan rond de uitvoering van de wet. De landelijke gezondheidsdienst NHS staat al onder druk, met lange wachttijden voor afspraken. Streeting waarschuwde dat invoering van de wet zou betekenen dat andere zorg minder geld krijgt en zei dat hij zijn ambtenaren de gevolgen voor de zorguitgaven laat narekenen. Ook rechtbanken zouden te weinig capaciteit hebben om deze zaken erbij te kunnen doen.
‘Een postcodeloterij’
In Engeland en Wales bestaat wel palliatieve zorg, maar de beschikbaarheid van hospices en specialistische stervenszorg verschillen sterk per regio. De vraag of terminale patiënten in een hospice terechtkunnen, komt nu neer op een „postcodeloterij”, zei de voorzitter van Marie Curie, een stichting voor stervensbegeleiding, tegen Britse media. „Het zou onacceptabel zijn als patiënten voor hulp bij zelfdoding gaan omdat ze geen toegang tot palliatieve zorg hebben.”
Initiatiefneemster Kim Leadbeater zei in reactie hierop dat ook zij ziet dat palliatieve zorg meer aandacht moet krijgen. „Hulp bij zelfdoding moet geen vervanging voor palliatieve zorg zijn. Het is niet of/of.”
Premier Keir Starmer (Labour) hield zich in aanloop naar vrijdag op de vlakte over zijn mening, omdat hij zijn fractiegenoten niet onder druk wilde zetten. Maar in het Lagerhuis verlopen de stemmingen volgens oude tradities en de parlementariërs stemmen door zich fysiek naar de Aye-lobby of de No-lobby te begeven. Starmer liep naar de Aye-kant. Niet verrassend, omdat hij in 2015 al één van de belangrijkste voorstanders was van het initiatiefvoorstel toen.
De komende maanden neemt een wetgevingscommissie het voorstel in behandeling, waardoor waarschijnlijk nog aanpassingen plaatsvinden. Enkele Lagerhuisleden die vóór de wet stemden vrijdag, zeiden na die stemming dat ze vooral verdere discussie mogelijk wilden maken en dat hun steun voor de wet nog niet vaststaat. Maar zelfs één van de grootste tegenstanders van het voorstel in het Lagerhuis, Danny Kruger van de Conservatieve Partij, zei dat na vrijdag „de kans aanzienlijk is dat de wet erdoor komt”.