Voor het avondeten bidden Chris Noordzij (20) en zijn zeven huisgenoten samen aan tafel in hun studentenhuis in Leiden. Noordzij, student politicologie, is lijsttrekker van de ChristenUnie Leiden en lid van de christelijke studentenvereniging Navigators (NSL). Via die vereniging vond hij ook zijn huisgenoten. „Onze gedeelde levensovertuiging is wat ons huis tot een thuis maakt. We hebben een vergelijkbare levensstijl, gaan samen naar de kerk of naar lezingen en delen waarden die ons verbinden”, vertelt hij. „Dat voelt veilig. Maar nu zijn we allemaal bang dat die sociale veiligheid verdwijnt.”
Student politicologie Chris Noordzij woont in een christelijk studentenhuis in Leiden.
Een poster van de ChristenUnie in het studentenhuis.
Foto’s Simon Lenskens
Aanleiding voor zijn zorg is een landelijk beleidsvoornemen van studentenhuisvester DUWO, dat ruim 33.000 studentenwoningen beheert in steden als Leiden, Delft, Den Haag, Amsterdam en Utrecht. Vanaf 2026 wil DUWO het traditionele hospiteersysteem afschaffen. Studentenhuizen mogen dan niet langer zelf hun nieuwe huisgenoot kiezen. In plaats daarvan selecteert DUWO vijftien kandidaten per vrijkomende kamer op basis van ‘objectieve criteria’ – waarbij in elk geval géén rekening wordt gehouden met lidmaatschap van een studenten-, cultuur- sport- of geloofsvereniging. De zittende bewoners moeten verplicht een van die vijftien kandidaten kiezen.
Volgens DUWO is het huidige hospiteersysteem „gesloten en ondoorzichtig”. Studenten zonder netwerk, al dan niet uit het buitenland, studenten met een migratieachtergrond, afkomstig van het mbo of eerste generatie-studenten zouden structureel op achterstand staan. „We willen gelijke kansen bieden in een tijd van woningschaarste”, zegt woordvoerder Gijsbert Mul. Veel kamers worden volgens hem via Facebook of WhatsApp verdeeld, „en niet iedereen weet waar hij moet zoeken”. Ook zouden er regelmatig teksten opduiken als ‘no internationals’. „Dat moet echt anders.”
Het christelijk studentenhuis van Chris Noordzij.
Foto Simon Lenskens
Verzet
Het plan stuit op felle weerstand, vooral in studentensteden als Leiden. Begin juni begon huurdersvereniging BRES een petitie die binnen een week meer dan vijfduizend keer werd ondertekend. „Onze achterban is duidelijk”, zegt Pim Lammers, bestuurslid van BRES. „77 procent vindt het huidige systeem eerlijk. Ze voelen zich compleet buitenspel gezet.” Donderdagavond stemde de gemeenteraad van Leiden in met twee moties van Studenten Voor Leiden (SVL) en D66 waarin de studentenhuisvester werd verzocht af te zien van het voorgenomen beleid.
Hoewel DUWO zegt het gesprek met studenten nog open te houden, heeft de huisvester de invoering van het nieuwe systeem al breder aangekondigd. „We zijn natuurlijk niet over één nacht ijs gegaan”, zegt woordvoerder Mul. Tegelijkertijd betwijfelen studenten hoeveel inspraak er nog mogelijk is, nu de plannen al vergevorderd lijken. „DUWO zegt dat ze nog in gesprek zijn, maar aan de manier waarop ze deze plannen presenteren zien wij dat het besluit eigenlijk al is genomen”, zegt Lammers.
Volgens Lammers is het plan van DUWO een fundamentele herziening van hoe studenten samenleven. „Vooral kleinere, alternatieve of religieuze verenigingen vallen of staan bij de huizen die ze hebben. Als je daar de controle over verliest, verlies je hun bestaansrecht.”
Je kiest niet alleen een kamer, je kiest een thuis. En dat kiest jou ook
Vorige week donderdag organiseerde de huurdersvereniging een inspraakavond in een zaaltje van poppodium Nobel in Leiden met zo’n 250 studenten van verschillende verenigingen. De boodschap was eensgezind: studenten willen eigen huisgenoten kiezen. „Ik wil zelf bepalen wiens haar ik uit het doucheputje haal”, zei een student, waarop luid applaus volgde.
Vangnet
Ook Florian Gunning (26), student fiscaal recht en lid van de Leidse Studentenvereniging Minerva, maakt zich zorgen. Hij woont met veertien huisgenoten in een studentenhuis van de vereniging. Als eerstejaars kwam hij zonder netwerk uit Friesland naar Leiden. Toch werd hij uitgenodigd voor een hospiteeravond. „Ik kende niemand, was nerveus, maar het klikte meteen.” Die klik, zegt hij, is essentieel. „Je kiest niet alleen een kamer, je kiest een thuis. En dat kiest jou ook.”
In zijn derde jaar kreeg Gunning het lastig. „Ik zat echt niet lekker in m’n vel. Alles liep vast: mijn studie, mijn motivatie, ikzelf. En toen was het mijn huis dat me eruit trok.” Hij herinnert zich hoe huisgenoten hem uit zijn kamer haalden om mee te gaan naar de bibliotheek, hoe ze gesprekken voerden over zijn mentale gezondheid. „Dat is alleen mogelijk omdat we zorgvuldig kiezen wie bij ons past. Die vertrouwensband ontstaat niet zomaar.”
Bewoners van het studentenhuis van Minerva in de gemeenschappelijke ruimte.
Foto Simon Lenskens
Noordzij ziet dat ook in zijn christelijke huis. „In een tijd waarin studenten steeds meer onder hoge druk staan – prestatiedruk, eenzaamheid, mentale klachten – heb je een veilige basis nodig. Een plek waar je thuiskomt, en gezien wordt.”
Volgens Douwe Rutgers, bestuurslid bij Minerva, raakt het plan aan de kern van het studentenleven. „Studenten dreigen hun gevoel van verbondenheid kwijt te raken, terwijl dat juist is wat deze fase zo bijzonder maakt. Bovendien beperkt het de vrijheid om je op je eigen manier te verenigen.”
Samen musiceren
Ook binnen culturele verenigingen leeft het onderwerp. Aedan Boender (22), geneeskundestudent en lid van muziekvereniging Collegium Musicum, woont met drie andere leden. „Ik kan niet beschrijven hoe bijzonder het is om op zo’n plek te wonen”, zegt hij. „We oefenen viool of piano op onze kamers, repeteren samen thuis. Tijdens het koken staat er klassieke muziek aan, en we praten over muziek. Het is heel vanzelfsprekend, maar dat is het eigenlijk niet.”
Boender noemt het een moeilijke ethische kwestie. „Natuurlijk hebben we als huis veel macht op een hospiteeravond, en misschien is dat niet altijd eerlijk. Maar het is wel de reden dat we hier samen kunnen spelen. Ik heb vrienden die zich thuis niet durven uitdrukken op hun instrument. Hier kan ik dagelijks oefenen. Als dit huis verdwijnt, dan komt er een einde aan decennia waarin CM’ers hier samenleefden en groeiden.”
80 procent van de studentenhuizen is verbonden aan een vereniging. Als je nergens lid bent, kom je nergens tussen
Voor sommige studenten klinkt het nieuwe systeem wel als een stap vooruit. Philine Rienstra (20), student aan de kunstacademie in Rotterdam, probeert al anderhalf jaar een kamer te vinden in Delft – zonder succes. „Ik wil heel graag in Delft wonen”, zegt ze. „Maar zeker 80 procent van de studentenhuizen is verbonden aan een vereniging. Als je nergens lid bent, kom je nauwelijks ergens tussen.”
Ze huurde drie keer tijdelijk onder bij verschillende huizen, maar voelde zich nergens welkom. „Ik zit op de kunstacademie, ik drink niet, en ik hoor er gewoon niet bij.” De zoektocht ervaart ze als uitzichtloos en stressvol. „Mijn vriend vond binnen een paar weken een kamer – hij zit bij een vereniging. Dan voel ik me echt buitengesloten.” Op een gegeven moment overwoog ze zelf lid te worden, niet uit overtuiging maar uit noodzaak. „Puur om kans te maken op een kamer. Dat ik dat serieus overwogen heb, vind ik eigenlijk belachelijk.”
Ze hoopt dat DUWO het plan doorzet. „Voor mensen zoals ik zou dat eindelijk een kans zijn om op een eerlijke manier ergens tussen te komen. Dat je niet hoeft te doen alsof je iemand bent die je niet bent.”
Het studentenhuis van Minerva.
Foto’s Simon Lenskens
‘Handschoenen uit’
Ook tijdens de inspraakavond vorige week donderdag klonk begrip voor DUWO’s beweegredenen. „Het systeem is óók scheef”, zei een student. „Maar moet je daarvoor álle huizen over één kam scheren? Waarom begin je niet met nieuwe woningen, in plaats van bestaande tradities op te breken?”
„DUWO stuurt terecht aan op eerlijkheid, maar offert daarmee wel de sociale samenhang op”, zei een ander. „Is er niet een betere balans te vinden?” In de zaal ontstond een levendige discussie over alternatieven. Sommigen opperden het oprichten van een stichting om panden zelf aan te kopen. Anderen spraken over het schrijven van persoonlijke brieven of het benaderen van Tweede Kamerleden. „We moeten laten zien wat er achter elke voordeur op het spel staat”, zei een student. „Hoe persoonlijker het verhaal, hoe beter.”
Ook protest werd op tafel gelegd. Een aanwezige stelde voor om tijdens het Landelijk Congres Studentenhuisvesting op 4 september massaal te gaan protesteren. „Er komt een punt dat de handschoenen uitgaan”, zei Lammers. „En dat punt komt steeds dichterbij.”
Lees ook
Succesvol hospiteren, hoe doe je dat? ‘Je moet origineel zijn, maar het niet te gek maken’
Na een felle sprint van zo’n 50 meter door het mulle strandzand springt Erwin Wiltenburg (21) in zijn roeiboot, die in de branding wordt vastgehouden door twee helpers. Terwijl de golven tegen zijn boot klotsen, slalomt hij 250 meter de zee op. Daarna roeit hij in een zo recht mogelijke lijn terug, om op het strand nóg een sprintje te trekken naar de finish.
Badgasten die net met hun strandbal en handdoekje aan komen, kijken verbaasd naar wat zich op zee afspeelt. Surfers zijn ze hier wel gewend. Maar roeiers?
Coastal rowing, ofwel kustroeien, is een sport in opkomst. In 2028 staat het onderdeel Beach Sprint voor het eerst op het programma bij de Olympische Spelen van Los Angeles. Om in LA kans te maken op goud doet de Nederlandse roeibond nu al kennis en ervaring op. Maar hoe doe je dat in een sport die tot voor kort door een enkeling werd beoefend?
Trainen op het IJmeer
Op de woensdagochtend voor het NK zitten bondscoaches Bjorn van den Ende (39) en Ronald Florijn (64) op een snelle rib op het IJmeer. Naast hen liggen skiffeurs Janneke van der Meulen (38) en Martine Veldhuis (28) in hun roeiboot. „Light, bouwen, ja!”, roept Van den Ende hen toe. Twee minuten lang beuken de roeisters voluit tegen de golven in.
De haven van Muiden, en dus niet een kustplaats, vormt de uitvalsbasis voor de bondstrainingen van de kustroeiers. Dat is logischer dan je zou denken, legt Van den Ende uit: Muiden is makkelijk te bereizen vanaf de Amsterdamse Bosbaan, waar het olympisch trainingscentrum staat, en op het IJmeer is genoeg golfslag om te kunnen trainen. Alleen een strand voor het sprinten ontbreekt nog.
De vijf mannen en drie vrouwen die de bondscoaches onder hun hoede hebben, zijn nu nog meer een trainingsgroep dan een echte selectie. Alleen Van der Meulen is specialist in het kustroeien. Zij maakte al in 2018 haar debuut op het WK in Canada en werd in 2023 wereldkampioen op de beach sprint.
Na een sprint over het strand springen de ‘kustroeiers’ (hier Owen Knowles) in de roeiboot, die wordt vastgehouden door helpers. Foto Olivier Middendorp
Voor de rest zijn het roeiers die interesse hebben in de nieuwe discipline, maar nog niet weten of ze zich er ook in willen specialiseren. „Aan ons om de discipline te verkopen”, zegt Florijn. Neem Veldhuis, die op de Spelen van 2024 in Parijs nét een bronzen medaille miste in de dubbeltwee. „Ik loop nu coschappen en kan daardoor niet het programma van de bond volgen”, zegt ze. „Dit is een leuke uitdaging”.
Op het IJmeer werken Van der Meulen en Veldhuis hun laatste training af voor het NK. Met sprintintervallen simuleren ze het knock-outmodel van de wedstrijd. In een tijdsbestek van een uur moeten ze zondag twee rondes overleven, en dan nog genoeg energie overhouden om hun tegenstander in de finale te verslaan. „Snel herstellen is door de wedstrijdopzet belangrijk”, legt Van den Ende uit. „Ook dat moet je trainen”.
Olympische nummers
In het zonnige Scheveningen vindt dit weekend voor de tweede keer het NK plaats, met op zondag de drie nieuwe olympische nummers: de skiff (eenpersoonsroeiboot) bij de mannen en vrouwen, en de gemengde dubbeltwee. Op het strand is de sfeer relaxed. Wie niet roeit, kijkt onderuitgezakt in een strandstoel toe naar hoe andere deelnemers het doen.
Bij de mannen pakt Wiltenburg de nationale titel. Het zijn zware omstandigheden, zegt hij. „De golven zijn hoog, ze hebben veel impact op de boot. Je moet de hele tijd je koers aanpassen.”
Dan is het de beurt aan de vrouwen, met titelverdedigster Van der Meulen en Veldhuis. Beiden overleven de kwartfinale, waardoor ze elkaar in de halve finale tegenkomen.
Daarin gaat het helemaal mis voor Van der Meulen: ze raakt op de terugweg gedesoriënteerd en roeit de verkeerde kant op. Als ze ontdekt dat ze mis zit, is het al te laat. Bij haar corrigerende manoeuvre botst ze ook nog eens op Veldhuis, die rustig blijft en naar de finale gaat.
Zoektocht naar talent
Maar liefst vier gouden, drie zilveren en een bronzen medaille sleepte de Nederlandse roeiploeg vorig jaar binnen bij de Spelen van Parijs. Roeitalent is er genoeg, maar hoe zouden zij het doen bij het kustroeien? Zouden de disciplines in LA te combineren zijn?
Om dat uit te vinden selecteerden de bondscoaches meerdere olympiërs om een maand na de Spelen mee te doen aan de WK Coastal Rowing. Zo stonden onder meer Karolien en Finn Florijn, kinderen van bondscoach Ronald en gouden medaillewinnaars in Parijs, bij het WK aan de start. Bij het niet-olympische onderdeel Endurance ging het de Nederlandse roeiploeg nog goed af, maar bij de Beach Sprint leerden de coaches een belangrijke les: „Die combinatie kan niet”.
De roeiers slalommen langs een parcours op zee en gaan dan in een zo recht mogelijke lijn terug naar het strand. Foto Olivier Middendorp
De bond moet dus specialisten opleiden. Daarvoor kijken de coaches naar roeiers als Veldhuis, die tot nu toe pas „tien tot vijftien keer” op golvend water roeide en nog geen besluit nam over haar toekomst. Ook hopen ze roeiers te kunnen verleiden die vermoedelijk net te kort komen voor een olympische medaille bij het traditionele roeien. „Hen moeten we overtuigen dat ze bij het kustroeien wel die kans hebben”, zegt Florijn. In 2026, twee jaar voor de Spelen, willen de coaches een vast team hebben.
Voor nieuwkomer Veldhuis is de discipline nog een ontdekkingstocht. „Je moet flexibel zijn, rustig blijven als je vast komt te liggen in een golf.” Dat is niet altijd makkelijk, zegt ze. „In de kwartfinale maakte ik nog een extra slag bij het strand en sloeg ik om toen de golf brak. Ik was zo verzuurd, dan lukt het soms niet meer om helder na te denken.”
Bij specialiseren hoort ook kunnen sprinten door zwaar zand, maar dat wordt door de Nederlanders nog weinig geoefend, zegt Van der Meulen. „Je kan er absoluut een wedstrijd op verliezen. Dat is mij vorig jaar op het EK overkomen. Het is echt een belangrijk onderdeel.” Bovendien kan het gebeuren dat je met je boot compleet verkeerd uitkomt op het strand, waardoor de te rennen afstand nog langer wordt.
Gelijkheidsideaal
De Beach Sprint-onderdelen komen in 2028 op de Spelen in LA als vervanging van het lichte roeien – het aantal olympiërs mag namelijk niet stijgen. Door de korte sprintraces is het een attractieve sport om te zien. Ook moet de sport inclusiever zijn.
Dat zit zo: anders dan bij het traditionele roeien stelt de wedstrijdorganisatie de boten beschikbaar. „Geld maakt medailles”, zegt Van den Ende, wijzend op de tienduizenden euro’s die de beste olympische boten kosten. „Die ongelijkheid wil het kustroeien een klein beetje wegnemen. In deze discipline hoef je eigenlijk alleen met je roeipakje naar de start te komen.”
Op het strand trekken de roeiers nog een sprintje naar de finish. Foto Olivier Middendorp
De gevolgen merkt Van den Ende op internationale toernooien. „Je ziet echt andere landen dan bij het vlakwaterroeien.” Waar bij het traditionele roeien landen als Duitsland, Italië en het Verenigd Koninkrijk de dienst uitmaken, zijn er nu deelnemers uit landen als Vanuatu en de Bahama’s. „Die roeien sowieso al in de haven en hebben geen vlak water, daarvoor zouden ze naar het buitenland moeten. Strand hebben ze genoeg, dus het is een logische keuze”.
In Scheveningen is het tijd voor de finale, waarin Veldhuis een andere olympiër treft. Marieke Keijser, winnaar van brons in Tokio, blijkt net te sterk. „Maar ik ben hier heel blij mee”, lacht ze. Van der Meulen eindigt als derde en kan haar mislukte race inmiddels relativeren: „Ik ging als een speer en verlies echt van mezelf. Maar ik heb superhard geroeid en snelle tijden neergezet.”
Bondscoach Florijn heeft de hele middag in zee gecoacht en boten vastgehouden. Met een nat shirt loopt hij over het strand. Op termijn verwacht hij dat het kustroeien uitgroeit tot mondiale sport. „Twee derde van de wereld bestaat uit zee. Kustroeien is aantrekkelijk om naar te kijken en toegankelijker. Op de Spelen zal het uiteindelijk grotendeels in de plaats komen van het klassieke roeien. Dat gaat gewoon gebeuren.”
De Italiaan Jannik Sinner heeft voor het eerst de titel op Wimbledon veroverd. De nummer 1 van de tenniswereld was na iets meer dan drie uur met 4-6, 6-4, 6-4, 6-4 te sterk voor tweevoudig winnaar Carlos Alcaraz uit Spanje.
Het is de vierde grandslamtitel voor de 23-jarige Sinner, die voor het eerst de finale op Wimbledon speelde. Hij won dit en vorig jaar de Australian Open en vorig jaar ook de US Open. Alcaraz (22) won tot dusver vijf titels op de grootste toernooien. De mondiale nummer 2 schreef de US Open (2022) en twee keer Roland Garros (2024, 2025) op zijn naam en versloeg Novak Djokovic in de vorige twee finales op Wimbledon.
De finale op het gras van de All England Club was een herhaling van de eindstrijd op Roland Garros van vorige maand, waar Sinner een voorsprong van twee sets en drie matchpoints niet wist te verzilveren. In Londen nam de Italiaan in de eerste set een 4-2-voorsprong, maar daarna begon zijn service te haperen. Alcaraz profiteerde en haalde de set binnen door vier games op rij te winnen.
Ommekeer
Sinner, die Alcaraz in 2022 zijn laatste nederlaag op Wimbledon had bezorgd, kwam sterk terug in de tweede set. Zijn opslag liep beter en hij produceerde een aantal fraaie punten op belangrijke momenten. De nonchalant ogende Alcaraz begon meer foutjes te maken en wist een vroege achterstand niet meer te repareren.
De titelverdediger begon ook stroef aan de derde set, waarin hij in de eerste game meteen twee breakpoints moest wegwerken. Alcaraz herpakte zich enigszins in de volgende games, maar leverde op 4-4 na een aantal slordige punten alsnog zijn opslag in. De Italiaan pakte daarna eenvoudig de set.
Sinner haalde ook in de vierde set een hoger niveau dan zijn tegenstander. Hij won zijn eerste twee servicegames op love en brak Alcaraz op 1-1. De nummer 1 van de plaatsingslijst leek de zenuwen even te voelen in de achtste game, waarin hij met 15-40 achter kwam, maar hij hield alsnog zijn service. In zijn volgende opslagbeurt haalde de Italiaan gedecideerd de titel binnen op zijn tweede matchpoint.
Achter een lantaarnpaal vindt Mathieu van der Poel een spatje schaduw. Shirt wijd open, drinken. Een beetje stram gaat hij op het asfalt zitten. Mag het? Vanaf de start heeft hij 173 kilometer in de aanval gereden, lang samen met ploeggenoot Jonas Rickaert en de laatste zes kilometer alleen. In zijn eentje een paar tellen voor een jagend peloton uit. Om uiteindelijk op 674 meter voor de finish ingelopen te worden. Toch nog. Van der Poel kijkt naar beneden, spuugt op de grond. Staat dan op en loopt terug naar het erepodium.
Op voorhand zouden het dit weekeinde in de Ronde van Frankrijk twee vlakke etappes voor de sprinters zijn. De uitslag was er ook naar. Zondag won de Belg Tim Merlier in Châteauroux voor de tweede keer deze Tour, nadat hij al de snelste was in de derde etappe. Hij versloeg in de laatste meters de Italiaan Johathan Milan, die een dag eerder de eindsprint had gewonnen in Laval. Maar waar het zaterdag een rit was zonder historie, was het zondag vanuit het niets spektakel. Dankzij Van der Poel, samen met geletruidrager Tadej Pogacar toch al uitblinker van de eerste Tourweek.
Waarom hij na zijn op het laatst gestrande vlucht na afloop toch terugloopt naar het podium? Om zijn ploeggenoot Rickaert te zien, vertelt Van der Poel aan de journalisten om hem heen. Rickaert kreeg de prijs voor de strijdlustigste renner van de dag. En precies om die reden waren ze ’s ochtends bij de start in Chinon samen uit het peloton weggereden, onthulde Van der Poel. „Jonas had een droom ooit op een Tourpodium te staan. En ik ging hem daarmee helpen.” En dat hij zelf net tekort kwam voor een tweede ritzege deze Tour? „Jammer, ik had gehoopt het net vol te houden. Maar het beste was er ook bij mij wel vanaf.”
Drastische maatregelen
Parcoursbouwer Thierry Gouvenou van Tourorganisator ASO had zich zondag bij de start van de negende etappe nog beklaagd over de passiviteit van de sprintersploegen de dag ervoor, toen het peloton in een optocht naar de finish reed. „Er is geen actie in zulke ritten en dat betreuren we”, sprak Gouvenou bij de Belgische tv-zender Sporza. „Het is triest om een peloton zonder aanvallen te zien.” De Franse oud-renner sloot zelfs drastische maatregelen niet uit. „Op termijn zullen er misschien geen etappes voor de spurters meer zijn.”
Na jaren van kritiek op het grote aantal voorspelbare en gevaarlijke sprintersritten in de Tour, koos de organisatie dit jaar een andere koers. Minder vlakke etappes, meer ritten over geaccidenteerd terrein. Met als resultaat dat de huidige uitblinkers van het peloton – Pogacar, Van der Poel, Jonas Vingegaard – meteen al in de eerste Tourweek volop streden om ritzeges en gele trui. Hun strijd overschaduwde massasprints die werden gewonnen door de Belgen Jasper Philipsen (uitgevallen na een val in rit drie) en Merlier.
Saaie dag
De winst van Milan op zaterdag, de eerste Italiaanse ritzege in de Tour sinds Vincenzo Nibali in 2019, was een zeldzaam hoogtepunt op een saaie dag. En voor zondag werd niet veel spannenders verwacht. Finishplaats Châteauroux heet ‘Cavendish City’, naar de Britse wondersprinter, die er won in 2008 (zijn eerste ritzege in de Tour), 2011 en 2021. Op naar een volgende massasprint op de Avenue de la Châtre?
Van der Poel en Rickaert beslissen anders. Geen tweede optocht op rij dit weekeinde, volle bak koers. Ruim dertig graden is het, maar het duo van Alpecin-Deceuninck bouwt de voorsprong in de eerste honderd kilometer gestaag uit naar meer dan vijf minuten. Van der Poel neemt een waterijsje, hoort dat het peloton dichterbij komt. Nog 30 kilometer: 1.20 minuut; 22 kilometer: 35 seconden. Van der Poel „tovert” volgens NOS-commentator Michael Boogerd: met 15 kilometer te gaan is de voorsprong ineens weer 1.20 minuut. Tot Rickaert moet lossen en zijn kopman onder de vlag van de laatste kilometer weet dat het niet gaat lukken. „Uiteindelijk kwamen we nog best dichtbij”, concludeert hij na afloop.
Het is niet mijn eigen herinnering, maar ik weet dankzij het collectieve geheugen dat Cassius Clay, de grote Afro-Amerikaanse bokser, opzien baarde door in augustus 1963 over zichzelf te verklaren: „I am the greatest.” Hij zou zes maanden later inderdaad wereldkampioen worden in de zwaargewichtklasse. Ongeveer terzelfdertijd transformeerde Cassius Clay in Muhammad Ali, een toegewijd volgeling van de Nation of Islam.
Die naamsverandering trok de aandacht, maar vooral toch dat openlijk grootspreken over zichzelf. Dat hoorde niet, dat getuigde van slechte smaak, en was Clay geen bokser geweest, afkomstig uit de zwaar gediscrimineerde Afro-Amerikaanse hoek, maar bijvoorbeeld een wit politicus, die het land wilde besturen – het zou hem zwaar zijn aangerekend. Toen.
Nu is er Donald Trump, voor de tweede keer president van nog steeds het machtigste land ter wereld, en Clays ‘Greatest’ klinkt je nu grappig en ook sardonisch in de oren, omdat Clay op het moment van spreken geen feitelijke macht had, anders dan zijn eigendunk en lenige vechtkracht. Clay, later Ali, was de underdog, die dwars tegen de raciale repressie in zichzelf tot koning uitriep: het was toen de wereld op zijn kop, en alleen daarom kon Clay/Ali op wereldwijde sympathie rekenen, of op z’n minst op een gnuivend soort bijval. Het hielp ook dat hij fantastisch kon boksen.
Maar Trump the greatest? Wat is daar de tournure, of, om het in een jarenzestig-idioom te zeggen: wat is daar camp aan? Niets. Trump is de machtigste man, zijn land is ook al the greatest, en nog niet eens zo lang geleden zou deze openlijke snoeverij hem bij voorbaat kansloos hebben gemaakt.
Trump eist dat iedereen in knuffelende babytaal over hem spreekt
Zoals columnist Heleen Mees schrijft in de Volkskrantover Trump en zijn ‘One Big Beautiful Bill Act’, net aangenomen: het „is een vorm van hielenlikkerij die in Pyongyang niet zou misstaan”. Want niet alleen Trump praat zelfverliefd over zijn eigen politiek, hij eist dat iedereen uitsluitend in knuffelende babytaal over hem spreekt. ‘Eigen roem stinkt’, heette dat vroeger. Die eigen roem is kennelijk zo besmettelijk als de pest, want overal volgen politici Trumps voorbeeld en daarom riekt het zo ontstellend in de wereld.
Ja, Mark Rutte heeft als secretaris-generaal de NAVO bij elkaar weten te houden, maar al doende en likkende heeft hij ook die stank verspreid.
Die openlijke borstklopperij kennen we enigszins uit de wat ruwere sportwereld, martial arts, uit de hiphopscene, jaren tachtig. Maar het was vooral ook kenmerkend voor totalitaire regimes, inderdaad van Pyongyang, Noord-Korea tot aan het Irak van Saddam Hoessein. Je kon niet kijken of luisteren naar zo’n opgewonden nieuwslezer, die de ene geweldige nationale overwinning aan een nog grotere paarde, zonder het uit te proesten. Ik vroeg met altijd af: zouden die inwoners dat werkelijk geloven? Ik weet nu het antwoord: geloof of ongeloof, dat is de kwestie niet. In de Verenigde Staten – en niet enkel daar – is de stijlfiguur van de voortdurende zelffelicitatie deel geworden van het dagelijkse spraakgebruik. Het is gewoon nu, zoiets heet gewenning.
Trump is de karikatuur van een communistische dictator, van een beginnend hiphoptalent, en hij zal en wil genoemd worden: Vredesvorst, Nobelprijswaardig.
Het pochen, de eigen roem, zijn sindsdien endemisch geworden, we missen helemaal geen Oostblok, want die triomfantelijke slechte smaak hebben we geïmporteerd en geperfectioneerd in wat vroeger wel ‘het Westen’ werd genoemd.
Over smaak valt niet te twisten? Het is simpelweg burgerplicht om daar voortdurend en vasthoudend over te twisten.
Een vliegtuig is zondagmiddag neergestort nabij het vliegveld London Southend. Het vliegtuig was onderweg naar Lelystad, aldus de Britse krant The Guardian. De crash vond plaats vlak na het opstijgen, volgens Britse media zorgde de impact met de grond voor een grote vuurbal.
De politie van Essex, een graafschap gelegen tussen Londen en de Noordzee, spreekt op Facebook van een „ernstig ongeluk”. Alle hulpdiensten zijn inmiddels ter plaatse. Een omliggende rugby- en golflcub wordt ontruimd. The Guardian schrijft dat het om een Beechcraft B200-model gaat, een klein model met propellers dat doorgaans ruimte biedt aan zo’n negen passagiers.
Via de iPhone bereikten me oproepen om vooral online een handtekening te zetten onder een petitie voor het behoud van Vitesse, zo’n beetje de allerlaatste stuiptrekking om toch nog je zin te krijgen. De KNVB had de licentie ingetrokken, niet omdat ze er nu niet goed bezig zijn, maar vanwege alle foute eigenaren uit het recente verleden. Een onrecht dat helaas alleen in Vitesse-gebied nog uit te leggen is.
Met dat eenzame gevoel in de achterzak reed ik met mijn oudste dochter op de fiets van Amsterdam naar een huisje in het bos bij Velp. In twee etappes. Ze vroeg regelmatig wanneer we in Vitesse-gebied waren. Ik liet dat even na Utrecht beginnen. Helemaal in de geest van voormalig voorzitter Karel Aalbers die ooit de punt van een passer in Arnhem plantte en een dusdanige cirkel trok dat het Ruhrgebied ook nog onder het Vitesse-gebied viel. Hij kwam zo uit op ongeveer 12 miljoen potentiële supporters.
Het is heilzaam om met de fiets door Nederland te trekken. Bij familiehotel ‘Het Rechthuis’ bij Naarden kregen we ondanks dat we er geen gasten waren gewoon te drinken en praatte de eigenaresse mijn dochter over de eerste inzinking heen. Ze stond in de keuken af te wassen toen we aankwamen en vertelde dat ze het aantal kamers hadden verminderd, ze mikten sinds kort op een hoger segment. Op het internet vond ik later een tien jaar oude foto van de vrouw, een witte gebreide trui op een rode broek, met haar man en toen nog twee kleine kinderen, duidelijk nog niet op de hoogte van de hoeveelheid werk in het verschiet.
Aan het eind van de bar hing een Ajax-shirt aan het plafond, voor mijn dochter reden voor een nieuwe inzinking omdat we zelfs nog lang niet aan de randen van het Vitesse-gebied waren.
Een dag later stond in een weiland een bord met de tekst dat er in Brummen geen plaats is voor asielzoekers. Het maakte somber. Als ze zelfs in het vriendelijke, van Veluwse welvaart haast uit elkaar spattende Brummen zo vatbaar zijn voor het gehits dat ze er ongastvrij van worden dan is er een onderstroom boven gekomen waarvan ik het bestaan nog niet kende. Ik kende de inwoners als literatuur-, vogel en bomenliefhebbers, waar we vroeger graag tegen sportten omdat je er altijd van won. Ze hielden van wandelen, maar bewegen met een bal was te moeilijk. En nu willen ze hun bossen voor zichzelf houden. Wat gelukkig nooit verdwijnt is de weldaad die je overvalt als je met goed gezelschap op de fiets tussen die bomen rijdt.
Marcel van Roosmalen schrijft op maandag en donderdag een column.
In het atrium van de Wildhoef, een zorgcomplex voor mensen met zware dementie in Bloemendaal, wordt op een woensdagmiddag in maart een nieuw apparaat naar binnen getild. Het is een witte staander met een scherm, een beetje zoals een bestelzuil in een fastfoodrestaurant. Ernaast wordt een poster geplakt met een plaatje van een oude dame erop met een witte knot en een brilletje tegen een roze achtergrond. ‘Hallo, ik ben Tante Co’, staat erop.
De bewoners in het atrium hebben geen idee waar de zuil voor dient, maar de man die ’m komt installeren legt het uit. Zijn toehoorders – een deel dut in z’n stoel, anderen kijken niet-begrijpend voor zich uit – horen dat de zuil hun meer regie over hun leven gaat geven. Na de presentatie krijgt iedereen een cupcake met een plaatje van Tante Co.
De zuil verschijnt niet alleen in Bloemendaal. Ook bij de andere negen woon- en zorglocaties van vereniging Pro Senectute (‘voor de ouderdom’) wordt de „slimme, speelse en laagdrempelige tool die zorgorganisaties helpt om de mening van bewoners op te vangen” neergezet. Op het scherm verschijnen vragen die zij via het touchscreen kunnen beantwoorden. Zoals ‘Welk koekje vindt u lekker?’, met als antwoordopties ‘sprits’, ‘speculaas’, ‘stroopwafel’ of ‘krakeling’. Of: ‘Welke activiteit vindt u het leukst?’
De vragen op het scherm gaan over meer dan hapjes. De zuil vraagt ook: ‘Voelt u zich veilig?’ of: ‘Wat zou u vertellen aan een toekomstige bewoner?’, waarbij het scherm enkel positieve antwoordmogelijkheden biedt: ‘Het is hier gezellig’, ‘De zorg is goed’, ‘Je wordt gezien als mens’ of ‘Iets anders’.
Willem Burmanje (66) uit Haarlem, die in maart zijn vrouw met vroege dementie komt bezoeken in De Wildhoef, ziet ook zo’n ingewikkelde vraag langskomen. Zij is inmiddels overleden, vertelt de voormalig directeur van een groot bedrijf aan de telefoon. „Er stond iets op als: ‘Weet u dat Pro Senectute binnenkort een nieuwe naam krijgt?’ Nou, geloof me, dat weten de mensen die daar wonen niet. Er was sowieso geen uitleg. Niet over de zuil, niet over alle veranderingen. Over niets.”
Winstmaximalisatie
De Tante Co-zuil is een voorbode van wat bewoners van de ruim vijfhonderd Pro Senectute-appartementen te wachten staat. Hun vereniging is de afgelopen anderhalf jaar radicaal op de schop gegaan. Van de ideële ouderenvereniging waar zij zich ooit bij aansloten is weinig meer over: de zorgtaken zijn overgedaan aan de Rotterdamse bedrijvenopkoper Venturion, de gebouwen eind vorig jaar voor zo’n 90 miljoen euro verkocht aan het Britse investeringsfonds Schroders.
Opeens moeten de ouderen en hun families zich verhouden tot een zorgaanbieder die winstmaximalisatie nastreeft, huren verhoogt, extra taken voor mantelzorgers introduceert en digitale zorginnovaties binnenhaalt. De bewoners hebben te horen gekregen dat het budget voor culturele extraatjes, zoals een harpist die op zondag komt optreden, wordt afgebouwd. De 90 miljoen euro die het vastgoed opleverde is weliswaar in de kas van hun vereniging achtergebleven, maar dat geld is door een recente statutenwijziging niet langer voor hen bestemd.
Terwijl de bewoners en cliënten worstelen met de nieuwe situatie, hebben de achtergebleven verenigingsbestuurders – een D66-wethouder, een UvA-hoogleraar en een oudgediende in het zorgvastgoed – zichzelf een prettige nieuwe taak toebedeeld. Niet langer hoeven zij zich te verhouden tot de complexe maatschappelijke en financiële werkelijkheid in de ouderen- en dementiezorg. Voortaan zijn zij bestuurders van een vermogende charitatieve instelling – een goed doel – die maatschappelijke en culturele initiatieven voor ouderen ondersteunt.
Giften en legaten
Als de vereniging Pro Senectute in 2022 het honderdjarige bestaan viert, lijkt er niets aan de hand. Er zijn taartjes en muziekoptredens op de tien woon- en zorglocaties in onder meer Haarlem, Bloemendaal, Den Haag en Lochem. Het jubileumboek dat tegelijkertijd uitkomt, besteedt volop aandacht aan de rijke geschiedenis. Die begint bij de bestorming van het Winterpaleis in Sint Petersburg in 1917, de opmaat tot een financiële catastrofe voor Nederlandse bezitters van Russische staatsobligaties. Vijf jaar later wordt in de vergaderzaal van de Armenraad in Amsterdam de vereniging Pro Senectute opgericht. Die moet door het hele land tehuizen stichten voor verarmde senioren „met ontwikkeling en beschaving”, die na de Russische Revolutie de waarde van hun obligaties – die dienden als pensioenbelegging – hebben zien verdampen.
Het hoofdbestuur Pro Senectute in vroeger tijden.
Collectie Stadsarchief Amsterdam
De vereniging wordt een eeuw lang gevoed met giften en legaten en staat er tijdens het eeuwfeest financieel goed voor. De jaarrekening van 2022 rept over zo’n 145 miljoen aan bezittingen, vooral bestaande uit hypotheekvrije woon- en zorgcomplexen en bijna 22,5 miljoen aan liquide middelen. Dat komt onder meer doordat net een groot zorgpand in Amsterdam-Zuid, vlak bij het Hilton Hotel, is overgedaan aan een Franse zorginvesteerder.
Organisatorisch gaat het minder. „De vele wisselingen in het management, de uitstroom van vaste zorgverleners en de grote inzet van zzp’ers werken vertragend op de sturing en continuïteit van de kwaliteit en veiligheid van de cliëntenzorg”, luidt de kritiek van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) in de zomer van 2023, na bezoeken aan de huizen in Haarlem en Bloemendaal, waar de zorg ondermaats blijkt. Lastig is ook dat de tien locaties van Pro Senectute verspreid liggen over Nederland en dat elke locatie een ander pakket aanbiedt, van lichte ondersteuning tot zware, ‘intramurale’ dementiezorg.
Geld is niet het probleem – de reserves van de vereniging zijn hoog genoeg om jaarlijks de gaten in de begroting van de zorgtak te dichten. Maar het lukt voorzitter Thessa van der Windt, tevens D66-wethouder in Bloemendaal, niet om geschikte zorgbestuurders te recruteren die heel Pro Senectute weer op de rit kunnen krijgen. Gaandeweg krijgt ze het idee dat de miljoenen waarmee de vereniging al die jaren de zorg heeft ondersteund „niet langer helpend waren, maar er eigenlijk voor zorgden dat de problemen niet goed aangepakt werden”, mailt ze aan NRC.
De markt moet het maar oplossen, besluit het bestuur. Terwijl Pro Senectute het eeuwfeest viert, wordt er achter de schermen een plan opgetuigd om de hele zorggroep in de uitverkoop te doen.
Investeringsmaatschappij
Begin 2024 krijgen de cliënten en bewoners een brief van Pro Senectute. Daarin staat dat de vereniging „met volle overtuiging” voor het Rotterdamse opkoopfonds Venturion als nieuwe uitbater van de zorgactiviteiten gaat. Dat is een „Nederlands bedrijf, waarvan de aandelen in handen zijn van de twee oprichters”.
De oprichters zijn twee Brabantse jeugd- en voetbalvrienden – ze speelden allebei in het eerste team van VV Almkerk – die met hun sportauto’s, maatpakken en strikt zakelijke aanpak scherp afsteken tegen de zorgbestuurders met wie Pro Senectute tot dan toe heeft gewerkt. Hun investeringsmaatschappij Venturion neemt sinds 2001 noodlijdende organisaties en bedrijven over en probeert die meer waard te maken. Op dit moment vallen 72 bedrijven met honderden werknemers in onder meer de uitzendbranche, kraanverhuur, jeugdzorg, projectontwikkeling en kinderopvang onder Venturion.
Tehuis voor ouden van dagen van Pro Senectute in Amsterdam.
Collectie Stadsarchief Amsterdam
Pro Senectute-voorzitter Van der Windt zegt tegen NRC dat de keuze voor Venturion allerminst controversieel was, maar juist breed gedragen werd. Na „uitgebreide discussies” waarbij „stapels adviezen” zijn besproken stemden tijdens de beslissende vergadering begin 2024 vrijwel alle stemgerechtigde leden vóór het losknippen en overdragen van de zorg aan de investeerder, vertelt ze. Die hoefde niets te betalen voor de overname, er werd immers verlies gedraaid.
De beslissing werd genomen door „twintig tot dertig leden” die mogen stemmen. Zij zijn allemaal (oud-)bestuurder of (oud-)lid van de raad van toezicht van Pro Senectute en goed ingevoerd in de bestuurlijke problemen. De honderden zelfstandige bewoners, hulpbehoevende cliënten, mensen op de wachtlijst en familieleden – de groep die de veranderingen in het dagelijks leven zal merken – zijn formeel geen lid. Zij hebben geen stemrecht en worden niet naar hun mening gevraagd.
De transformatie van de oude vereniging gaat na de zomer van 2024 in hoog tempo door. De gebouwen gaan in de verkoop aan de hand van een lijst van potentiële kopers die is opgesteld door advieskantoor Deloitte. Investeringsbedrijf Schroders Capital, met een hoofdkantoor in de Londense City, komt als winnaar uit de bus.
Op 13 november 2024 gaat het persbericht eruit. Daarin kondigt Schroders een „langetermijninvestering” in een „maatschappelijk interessant segment” aan: de aankoop van een „woon(zorg)portefeuille” bestaande uit „168 intramurale- en 262 extramurale appartementen” van Pro Senectute. Aankoopprijs: zo’n 90 miljoen euro. Onderdeel van de afspraak: Schroders verhuurt dit hele pakket tot 2038 aan de zorgtak in beheer van Venturion, die de appartementen weer doorverhuurt aan bewoners.
Het gros van de verkoopopbrengst stalt de vereniging op een beleggingsrekening bij Van Lanschot Kempen.
Nu ontstaat er een bijzondere situatie. De vereniging heeft de zorg en de tehuizen voor haar bewoners aan de markt overgedaan, maar heeft meer geld in kas dan ooit. De oplossing: een goed doel worden. „De vereniging is in transitie om te komen tot een charitatief vermogensfonds, gericht op het welzijn van ouderen”, staat sindsdien op de website. Dat zijn niet de ouderen van Pro Senectute, maar álle ouderen. Als voorbeeld dient een stichting in Beverwijk die door het hele land projecten ondersteunt, zoals een meezingconcert voor mensen met dementie, een koffieochtend met de Drentse dambond en workshops chocoladeletters maken en zitdans.
Nieuwe naam
Op de oprit van het parkeerterrein van Waalsdorp, een ruim opgezette seniorenflat aan de rand van park Clingendael in Den Haag, is het bord van Pro Senectute vervangen door een bord met de naam ‘Fortumus’. De veelal hoogopgeleide bewoners – gewezen rechters, diplomaten, een voormalig bankdirecteur en een oud-minister – hebben in april per brief te horen gekregen waar de naam op slaat. In samenwerking met een merkenbureau heeft investeerder Venturion gekozen voor stichting ‘Fortumus’, een samentrekking van het Latijnse ‘Fortuna’ (geluk), ‘forta’ (kracht) en ‘domus’ (huis), waarbij het Engelse ‘us’ in de naam ook nog verwijst naar ‘ons’, „onze gemeenschap, een warme en vertrouwde plek” – aldus de brief.
foto Bram Petraeus
Het nieuwe bord is niet het enige wat de bewoners merken van de transformatie van hun vereniging. Ook in hun hal is een Tante Co-zuil naar binnen gereden die hun vragen stelt; een „kleinerend” en „beledigend” ding, volgens bewoners die NRC begin juli spreekt. En ze hebben een brief gekregen dat de ‘plusgelden’, het potje geld dat de vereniging jaarlijks doneert voor extraatjes zoals muziekoptredens, worden afgebouwd.
Nieuwe bewoners betalen bovendien sinds kort flink meer huur, vertellen de buren. De goedkoopste appartementen – alles inclusief – kosten inmiddels, volgens de website, ruim 2.700 euro per maand. Dat is een paar honderd euro meer dan in het verleden.
Op de gangen is onmin ontstaan. Een deel van de huurders wil een vereniging oprichten om sterker te staan tegenover de nieuwe eigenaar, anderen fluisteren dat zij op zoek moeten naar „een goede advocaat, die moet uitzoeken wat er allemaal is gebeurd”. Eén bewoner: „We zijn geprivatiseerd. Wat belet de nieuwe eigenaar om het pand te verkopen of de appartementen te verhuren aan expats die nog meer betalen?”
Einde zwaarste zorg
Niet alleen in Waalsdorp, ook op andere locaties is het onrustig. Vooral sinds april dit jaar, toen de cliëntenraden het lijvige plan van aanpak ‘Samen elke dag van waarde’ te lezen kregen. Daarin beschrijft de investeerder zijn plannen met de zorg.
Fortumus wil met de zwaarste zorg stoppen, staat in het vertrouwelijke document. In de tehuizen is straks geen plek meer voor zeer hulpbehoevende cliënten met zware dementie. Daardoor verdwijnen meer dan tweehonderd verpleeghuisbedden voor de allerzwaarste patiënten, waarvan er in Nederland toch al te weinig zijn.
In plaats daarvan gaat Fortumus ‘geclusterde VPT’ aanbieden, wat staat voor ‘volledig pakket thuis’. Kern daarvan: ouderen huren een appartement én kopen zorg in, allebei bij Fortumus. Die kan voortaan op twee manieren geld verdienen: door de huren te verhogen en door de zorg goedkoper te organiseren.
Het plan van aanpak schetst hoe dat moet gebeuren. Met meer inzet van vrijwilligers, extra zorg van familieleden en mantelzorgers, minder duur zorgpersoneel, meer „anders opgeleiden” en een waaier aan zorgnoviteiten: de Momo Bedsense tegen uit bed vallen, de ‘slimme’ Thelma medicijndispenser en de vraagzuilen die klanttevredenheid monitoren. De transformatie is nodig wegens de „precaire financiële situatie” van de organisatie.
Het plan valt slecht bij de cliëntraden. Ze hebben grote zorgen over hoogte van de huren en de kwaliteit van de zorg, waarbij onbetaalde vrijwilligers en familieleden een grotere rol krijgen. En ze hebben een waslijst aan vragen. Waarom moet er eigenlijk bezuinigd worden? De vereniging heeft toch 90 miljoen in kas? Hoe is dat eigenlijk gegaan? En blijft de zorg wel op peil als Fortumus straks van een stichting wordt omgezet in een bv die winst kan uitkeren, zoals Venturion wil?
De cliëntraden, die vooral bemenst worden door bewoners op leeftijd en familieleden van zorgcliënten, hebben de grootste moeite om de keten aan gebeurtenissen van de afgelopen anderhalf jaar te reconstrueren. Afspraken uit het verleden staan niet of onduidelijk op papier, blijkt uit interne correspondentie, en bovendien heeft Venturion geen zin om openheid van zaken te geven.
Herhaaldelijk vragen de cliëntenraden bestuurder Andrea Reidsma van Venturion om afschriften van de relevante „contracten”, „afspraken rondom de overname”, „vergoedingen voor het leveren van bestuursdiensten door Venturion”, „meerjarige onderhoudsplannen” voor de gebouwen en de lijst „van schenkingen”.
De documenten krijgen ze niet.
‘Gezonde marktwerking’
Andrea Reidsma heeft een andere blik op de gebeurtenissen. Zij mailt NRC dat zij heel goed snapt dat een „stichting met een lange, bijzondere geschiedenis zoals Pro Senectute moet wennen aan de samenwerking met een commerciële partij”. Venturion is volgens haar „altijd open en transparant geweest” over de aanpak: „Wij geloven in een gezonde marktwerking in de zorg.”
Dat zorgorganisaties zoals Fortumus „nauwer moeten samenwerken met mantelzorgers en familie is een landelijke ontwikkeling”, schrijft Reidsma. Ze spreekt „regelmatig met de centrale cliëntenraad én lokale cliëntenraden” en organiseert elke zes weken informele bijeenkomsten „met cliënten en hun familie over wat er op de locaties leeft”.
Thessa van der Windt van de vereniging Pro Senectute heeft, voor zover zij dat „van afstand kan beoordelen”, de indruk dat Venturion „betekenisvolle stappen” zet om de „kwaliteit van zorg en de bedrijfsvoering op het juiste pad te krijgen”. Dat moest echt, benadrukt zij: „De kwaliteit van zorg was al jaren zeer zorgelijk en het was meerdere zorgbestuurders niet gelukt om dat tij te keren.”
Van der Windt gaat er niet meer over. Zij is druk bezig om een betekenisvolle bestemming te vinden voor de miljoenen die haar vereniging sinds kort in kas heeft. Pro Senectute heeft „de wens om een goede doelen fonds te worden en het geld dat in de afgelopen eeuw aan de Vereniging is geschonken aan te wenden ten gunste van ouderen,” mailt zij. Dat zijn niet zozeer de bewoners van de verkochte Pro Senectute panden, maar „alle ouderen van Nederland”. Het fonds gaat vanaf 2026 jaarlijks ongeveer 3 miljoen euro uitkeren.
Een waardig einde
Willem Burmanje uit Haarlem verloor afgelopen april zijn vrouw Gaby. Ze was 73 en had ruim vier jaar in de Wildhoef in Bloemendaal gewoond met dementie. Elke avond ging hij naar haar toe om voor haar te zorgen.
Toen de Wildhoef nog onder Pro Senectute viel, klaagde hij al meermaals dat de kwaliteit van zorg ondermaats was, vertelt Burmaje. Hij had gehoopt dat de entree van Venturion voor verbetering zou zorgen, maar dat gebeurde niet. Burmanje zag het aantal personeelswisselingen toenemen en het aantal gekwalificeerde zorgverleners dalen. Hij diende overal klachten in: van de inspectie tot aan het Venturionbestuur. Terwijl hij een frivole vraagzuil met roze posters in het atrium zag verschijnen, bleven zíjn vragen onbeantwoord. Aan de telefoon: „Er kwam geen antwoord, nooit.”
Op de uitvaart van zijn vrouw in een kerkje in Bloemendaal noemde hij de Wildhoef „een plek met een gebrek” en haalde hij uit naar het „kille berekenende management” van Venturion, dat de zorg „verschraalt” en „uitholt”, en „alles in het werk stelt” om de zaak zo „kostengunstig te runnen” als maar kan. „Iedereen in de Wildhoef gaat uiteindelijk dood, daar gaat het mij niet om”, schreef hij na de uitvaart in een brief naar Venturion, „maar een waardig einde is wel het minste wat ik verwacht”.
Vijf Gouden Kalveren had de Nederlandse filmmaker Rudolf van den Berg thuis staan. Een voor zijn documentaire Sal Santen Rebel (1982), de andere vier voor speelfilms, waaronder drie boekverfilmingen: Bastille (1984, naar Leon de Winter), De avonden (1989, naar de onverfilmbaar geachte klassieker van Gerard Reve) en de Arnon Grunberg-verfilming Tirza (2010). Andere bekende films van hem zijn de Tweede Wereldoorlogfilm Süskind (2012), horrorfilm De Johnsons (1992) en de thriller Zoeken naar Eileen (1987), opnieuw naar een roman van De Winter. Naast het maken van documentaires en speelfilms werkte hij sporadisch ook voor televisie. Zo regisseerde hij enkele afleveringen van het familiedrama Oud geld (1999, naar scenario’s van Maria Goos). Zaterdag overleed hij onverwacht aan een hartstilstand. Kort voor zijn overlijden had Van den Berg net de opnames van zijn film over Spinoza afgerond.
Joodse onderwerpen
De op 6 januari 1949 geboren Van den Berg studeerde in 1975 af als politicoloog. Een jaar later debuteerde hij als documentairemaker met de poëtische film De Algerijnse tijden, over de nasleep van de Algerijnse Onafhankelijkheidsoorlog tussen 1954 en 1962. In 1979 volgde De plaats van de vreemdeling, een onderzoek naar wat het betekent om Joods te zijn. Het was een omstreden documentaire waarvan de uitzending bijna verboden werd omdat de film antisemitisch zou zijn. Twee in de documentaire opgevoerde personen spanden een rechtszaak aan om hem te verbieden, maar daar ging de rechter niet in mee: de strekking van de film was niet tegen het bestaansrecht van de staat Israël gericht, oordeelde de rechtbank. Van den Berg maakte meerdere films over joodse onderwerpen, waaronder de al genoemde Sal Santen Rebel. Deze eigenzinnig vormgegeven documentaire gaat over de links-revolutionaire joodse auteur Sal Santen, een Trotskist die onder meer hulp verleende aan Algerijnse vrijheidsstrijders en daarvoor werd veroordeeld. In Van den Bergs film kijkt hij verbitterd terug op de verwording van zijn oude idealen.
Lees ook
‘Ik ken die angst voor de leegte’
In 1984 debuteerde Van den Berg als speelfilmmaker met Bastille, over een joodse man die geobsedeerd raakt door zijn persoonlijke geschiedenis, met vergaste ouders en een verdwenen tweelingbroer. Over zijn voorkeur voor joodse onderwerpen zei Van den Berg in 1984 in NRC: „Mijn monomane keuze voor de joodse thematiek lijkt beperkt maar het hele universum zit daarin verscholen.” Via zijn films zocht hij naar het antwoord op wat Joods-zijn was, „maar ik kom er niet achter”. Ook Gouden Kalf-winnaar Süskind (2012) gaf geen antwoord op die vraag. Deze film gaat over de voor de Joodsche Raad werkzame Walter Süskind, hoofd van de Hollandsche Schouwburg – de plek waaruit Amsterdamse Joden in de Tweede Wereldoorlog werden gedeporteerd. Süskind werkte mee met de Duitsers maar wist ook zo’n duizend joodse kinderen te redden.
Hoofdrolspeler Nyncke Beekhuyzen en Rudolf van den Berg tijdens de opname van een scene van de oorlogsfilm Süskind. Foto Levin den Boer/ ANP
Innerlijke benauwdheid
Omdat enkele persoonlijke projecten niet doorgingen, werkte Van den Berg soms als vervanger van andere regisseurs. Dit was het geval bij De Johnsons (1992), een horrorfilm die inmiddels geldt als cultklassieker. In een laat stadium raakte hij ook betrokken bij de derde verfilming van Friedrich Dürrenmatts thriller Das Versprechen, in 1996 door Van den Berg verfilmd als The Cold Light of Day. Hierin maakt een politie-inspecteur (Richard E. Grant) jacht op een kindermoordenaar, waarbij hij een klein meisje als levend lokaas gebruikt.
Hoewel deze en andere films in opdracht van anderen waren, pasten ze toch (vrij) naadloos in zijn oeuvre, vertelde hij in een interview met de Filmkrant: „De film moet een raakvlak hebben met mijn eigen fascinaties en obsessies. Door zijn innerlijke benauwdheid werd De avonden echt een film van mij. Hij gaat dan wel niet over de joodse identiteit, maar het gaat wel over onuitspreekbare innerlijke angsten en paniek. Het gevoel van: ‘O God, wat moet ik in de wereld’. Ik ben trots op De avonden, juist omdat het zo’n moeilijke film was om te maken.” NRC-recensent Joyce Roodnat vond Frits van Egters (de antiheld uit De avonden, gespeeld door Thom Hoffman) naadloos passen in Van den Bergs oeuvre dat draait om eenzame buitenstaanders op zoek naar een thuis en uiteindelijk naar zelfacceptatie.
Tim Merlier heeft de negende etappe in de Tour de France gewonnen. Hij was de snelste in een massasprint in Châteauroux, voor Jonathan Milan en Arnaud de Lie. De etappe werd gekleurd door Mathieu van der Poel. Na een hele dag in de aanval, samen met zijn ploeggenoot Jonas Rickaert, werd de Nederlander pas in de laatste kilometer teruggegrepen door het peloton.
„Jonas [Rickaert] had een droom om ooit eens op het tourpodium te staan […] dus daar ging ik hem mee helpen vandaag”, zegt Van der Poel achteraf tegen de NOS. Zelf geloofde hij er naar eigen zeggen „niet echt” in dat hij de etappe kon winnen. Rickaert is beloond met de ‘prijs voor de strijdlust’, en verschijnt daarmee op het podium in Châteauroux. „Uiteindelijk kopen we er niet veel voor behalve dat we Jonas’ droom hebben laten uitkomen”, zegt Van der Poel.
Van der Poel en Rickaert begonnen direct na de start van de 174 kilometer lange etappe aan hun ongebruikelijke aanval. De voorsprong van het tweetal van Alpecin-Deceuninck liep op naar ruim vijf minuten. Van der Poel reed zelfs virtueel in de gele trui, die hij eerder deze Tour al vier dagen droeg. De ploeg van Jonathan Milan, leider in het puntenklassement, was lange tijd de enige die probeerde het tweetal terug te pakken. Pas in de tweede helft van de etappe sloten andere sprintersploegen aan bij de achtervolging.
Met nog zes kilometer te gaan liet Van der Poel zijn ploeggenoot achter om vervolgens pas 750 meter voor de eindstreep ingehaald te worden door het peloton. De etappe gaat, mede door de rugwind, de geschiedenisboeken in als de op één na snelst verreden Touretappe ooit. Onderweg moest de Portugese klassementsrenner João Almeida, die vrijdag zijn rib brak bij een valpartij, de Tour verlaten. Daarmee is geletruidrager Tadej Pogacar zijn belangrijkste ploeggenoot kwijt.