Met zo’n groenstrook hoeven insecten geen kilometers te vliegen voor hun ontbijt

‘Kijk, dit bedoel ik met dat droeftoeterige groen.” Els de Vos wijst naar een plantsoen bij haar in de buurt, Amsterdam-Oost, Watergraafsmeer. „Als ik uit een lange coma zou ontwaken en ik keek naar buiten, wist ik met dit uitzicht niet in welk seizoen ik wakker was geworden, alles groen, alles hetzelfde.”

De Vos pleit al jaren voor diversiteit in de openbare ruimte, zo hebben niet alleen de insecten jaarrond te eten, maar weet je ook in welke maand van het jaar je je bevindt mocht je na een lange periode van afwezigheid de straat weer op gaan. Daarom heeft ze regelmatig gesprekken met de plantsoenendienst van de gemeente Amsterdam en beheert ze samen met een groep vrijwilligers enkele groene zones in haar buurt: ‘Natuur, je beste buur’. Dankzij een project van Landschap Noord-Holland en met steun van de toenmalige beheerder Sportparken Amsterdam Oost kon ze dit idee samen met haar buurvrouw uitwerken.

Die groene zones bevinden zich tussen de sportvelden vlak bij haar huis in de Watergraafsmeer. Je kunt er schaatsen, tennissen, atletieken, jeu-de-boulen, voetballen, hockeyen en honkballen. Er viel op die eentonige vlaktes van ijs, kunstgras, gravel en kortgemaaid voetbalgras weinig te halen voor liefhebbers van de natuur. Maar wat zich ertussen bevond, daar zag De Vos haar kans schoon.

Ze ging met haar buurvrouw folderen in de buurt en dat leverde aardig wat vrijwilligers op. Mensen die er zin in hadden om op zaterdagen de handen uit de mouwen te steken, om bijvoorbeeld stroken Canadese guldenroede te wieden. Die plant is weliswaar mooi, maar hij woekert en er komt niets anders meer tussen. Voor je het weet heb je een monocultuur en hebben de insecten maar één enkele periode van het jaar te eten, om daarna te verhongeren.

Els de Vos (op de foto rechtsonder, linksonder op de bank) en vrijwilligers aan het werk in het bermenparadijs in de Amsterdamse Watergraafsmeer. „Ik ben geen bioloog, geen ecoloog, maar vergeleken met de meeste mensen weet ik aardig wat.”

Foto’s: Simon Lenskens

Plasdrasveldjes en paddenpoelen

„Het begon met die phacelia”, zegt De Vos, „een Amerikaanse plant met paarse bloemetjes. Goed voor de bijen en de hommels, hoor, begrijp me niet verkeerd, maar ik heb er een tyfushekel aan.” Ze verontschuldigt zich voor haar taalgebruik en wijt het aan haar Amsterdamse roots. „Ik heb het recht een hekel te hebben aan bepaalde planten en die phacelia is er een van. Hij stond overal en je zag natuurlijk wel vlinders en bijen, maar toen er een paar keer verkeerd werd beheerd door de gemeente – doen ze nooit, hoor, verkeerd beheren, echt nooit – veranderde het stuk grond in een grasveld vol brandnetels en drek. Zo begon ik in 2005 ‘Natuur, je beste buur’.”

Door haar inspanningen veranderden de randen langs de sportvelden langzaamaan in een walhalla voor insecten, amfibieën, zoogdieren en vogels. Er werden vlakkere walkanten aangelegd zodat pulletjes het water uit konden klauteren, er kwamen plasdrasveldjes, paddenpoelen, ijsvogelwanden, uittreedplaatsen voor kikkers, padden en salamanders, vleermuiskasten en honderdvijftig vogelnestkastjes. En als klap op de vuurpijl werd daar in 2012 de Vlinderidylle aan toegevoegd, een strook van 200 meter berm langs een voetbalveld waar hommels, bijen en vlinders het hele jaar verzekerd zijn van voedsel. Alles wat niet inheems was moest van De Vos wijken voor oorspronkelijke planten. Dus weg phacelia en Canadese guldenroede, welkom ossentong, winterakonietjes, dovenetel, hondsdraf en speenkruid.

„Ik zag dit jaar in februari al de eerste vlinder en dan is het wel handig als er iets te eten is. Krokussen bijvoorbeeld, en dan niet die giftige uit de tuincentra, maar de biologische, anders vallen ze er na hun eerste maaltijd al direct dood bij neer. Dan denkt zo’n metselbij aan het einde van de winter: ‘Hé, het zonnetje schijnt, lekker, ik vlieg maar eens naar buiten’, en dan is het meteen einde verhaal. In de Vlinderidylle staat dus altijd wel iets in bloei en hoeven insecten geen kilometers te vliegen voor hun ontbijt.”

Even obsen

De vlinderidylle was ooit een initiatief van de Vlinderstichting. Er zijn veel meer van die idylles in Nederland, maar De Vos wilde er per se een beheren voor Amsterdam. Ze voegde die idylle toe aan haar eigen project en al die inspanningen leverden haar uiteindelijk een primeur op: ze zag daar, in haar bermenparadijs, het eerste scheefbloemwitje van de Watergraafsmeer, een vlindertje dat oprukt uit het zuiden maar dat nog altijd een zeldzaamheid is. De vlinderstand is in haar buurt op enkele plaatsen vervijfhonderdvoudigd, zoals in de plantsoenen rond haar huis waar ze een nulmeting deed vlak voordat de uitheemse groene struiken werden ingewisseld voor inheemse planten.

Tussen 1 april en 1 oktober tellen vrijwilligers wekelijks het aantal soorten op dagen dat het kwik boven de 15 graden Celsius uitstijgt, het niet regent en het niet harder waait dan windkracht vier. Die tellingen lieten eerst een spectaculaire stijging zien, maar inmiddels is sprake van achteruitgang en lopen de aantallen net als op andere plaatsen in Nederland terug.

De Vos zet haar fiets bij het begin van de Vlinderidylle neer. De grasvelden van de voetbalclub liggen monotoon tegen de ontkiemende bermen aan. Over drie dagen begint ze hier met vrijwilligers aan een nieuw natuurseizoen. Her en der vist ze een stukje plastic uit de border. „Ik vond ook een keer een briefje van vijftig tussen de planten. Dat heb ik maar als een eenmalige donatie beschouwd.”

Foto’s: Simon Lenskens

Ze pakt een paar doorzichtige potjes uit haar fietstas en draait de dopjes er alvast vanaf. Ze vangt er insecten mee die ze niet goed kan thuisbrengen. Eenmaal in het potje maakt ze er een foto van en stuurt die naar de ObsIdentify-app op haar telefoon, waarna de soortnaam onmiddellijk op het scherm verschijnt. Ze heeft er zelfs al een werkwoord voor bedacht: even obsen. „Ik ben geen bioloog, geen ecoloog, ik weet weinig, maar vergeleken met de meeste mensen weet ik aardig wat.”

Ze tilt het blad van een dovenetel op om op zoek te gaan naar haar lieveling: de dovenetelgraafwants. Die laat zich wel zien, maar niet vangen. Dus verder maar, langs ereprijs en smeerwortel, met boven in de takken de vink, de tjiftjaf en de pimpelmees. Er komt een metselbij langs gevlogen en op een rietstengel zit een grote schietmot. De Vos ziet en hoort alles.

„Kijk nou, er zit hier een beestje waarvan ik werkelijk niet weet wat het is.” Ze bukt en wijst en passant naar wat kruipende soldaatjes. Ze houdt het doorzichtige buisje onder een blad en laat het onbekende insect erin vallen. Het betreft een vliegje met korte antennes. „Ik denk een rouwvlieg, nu ik hem goed bekijk, maar ik wil het zeker weten, even obsen, dus.” Ze stuurt een foto naar de app: 99 procent zekerheid dat dit een vroege rouwvlieg is. De Vos zet hem terug op het blad van een koekoeksbloem en wijst naar een hooiwagen en naar een brandnetelblad dat is omgekruld. Daar zit iets in verborgen, en als je zorgvuldiger kijkt zie je overal blaadjes van brandnetels die zijn dichtgevouwen omdat ze eitjes of iets anders herbergen.

Foto’s: Simon Lenskens

Een beetje doorlopen

Els de Vos stopt om de haverklap met lopen, om zich te verwonderen, te verlekkeren, en de tijd te vergeten. En dan te bedenken dat er met regelmaat een bal in wordt getrapt, maar dat vindt ze niet erg. Die toeschouwers staan daar voor het voetbal, maar als ze zich omdraaien zien ze vlinders en bijen en als ze geluk hebben een duikende ijsvogel. Haar man zegt regelmatig tegen haar: „Els, je kunt ook gewoon een beetje doorlopen.” Maar dat kan ze nu juist niet. Ze staat overal stil. Haar man kort fietstochten op voorhand in om te voorkomen dat ze aan het einde van de dag in het donker verdwalen.

„Blijf zitten, vriend”. Ze is alweer gestopt met lopen. Ze praat tegen een blinde bij, die schichtig heen en weer vliegt. Ze vertelt dat de blinde bij geen bij is maar een vlieg. Ze weet meer dan ze doet voorkomen. Ze wijst naar een viltvlekzandbij, naar een zwartgerande tuinslak en daarna naar een kikker zo groot dat het wel een uitheemse soort lijkt. Voor de zekerheid wordt hij ge-obst, het blijkt toch een gewone groene kikker te zijn, maar dan wel de grootste soort: de meerkikker.

Het rafelrandje natuur biedt houvast aan ongeziene dieren. Zoveel soorten als er verscholen zitten op een plek die doorgaans wordt bezocht door mensen die enkel oog hebben voor een bal. Tegen het einde van de tocht begint het zachtjes te regenen. De insecten trekken zich onder de bladeren terug. „Holy shit, blijf zitten jij.” Ze richt haar camera opnieuw op de dovenetelgraafwants, maar weer is ze te laat. Het zevenstippelig lieveheersbeestje laat zich wel fotograferen en ook de spin die is gevangen door een spin. Tweehonderd meter is kort als het gaat om een sprintje over het voetbalveld, maar duurt aangenaam lang aan de hand van Els de Vos.


Een koninklijk feestje kan Emmen goed gebruiken. Maar de kosten?

‘Dag meissie. Geef je tas maar, dan kijk ik even wat ik allemaal heb”, zegt bakker Jan Hof- stede vrijdagmiddag tegen de jonge vrouw die in de stromende regen met haar kind vooraan staat in een rij van zo’n vijftien mensen, voor zijn kraam. Haar grote boodschappentas stopt hij in hoog tempo vol. Het is bijna niet bij te houden wat de bakker erin doet. Witte kadetten, grote volkorenbroden, kaneelbroodjes. De vrouw geeft hem een briefje van 5 euro. Dan is de volgende aan de beurt.

Elke vrijdag staat Hofstede hier op de markt. ‘Niet klagen, elke dag is een mooie dag’, staat op een bordje in zijn kraam. Stipt om 13.00 uur verkoopt hij op vrijdag volle tassen brood aan mensen die dat nodig hebben. Voor 5 euro, of minder als dat te veel is. „Ik kijk altijd even naar de schoenen om te zien wie het nodig heeft.”

Veel wil de bakker niet kwijt over zijn motivatie. „Hier komen mensen die moeten leven van 50 euro per week. Het is verschrikkelijk”, zegt hij aan het einde van de middag als hij de lege papieren dozen in zijn vrachtwagen uit elkaar trekt. „Je moet elkaar helpen”, zegt Hofstede. „We moeten een klein beetje een lichtpuntje laten schijnen.”

Bakker Jan Hofstede verkoopt op vrijdagmiddagen in Emmen zijn brood voor weinig geld aan minderbedeelden.
Foto Sake Elzinga

Deze vrijdag moet hij Emmen overslaan. De markt gaat door de voorbereidingen voor Koningsdag niet door.

Een paar meter verder zijn stratenmakers druk met de herbestrating van een pad voor het Rensenpark. Tot 2015 was dit het Noorder Dierenpark Emmen. Waar bezoekers ooit naar olifanten, apen en leeuwen keken, fietsen nu inwoners. Over het pad voor het park wandelt zaterdag de koning. Alles moet er piekfijn uitzien. De grasmatten aan de zijkant zijn opnieuw ingelegd. Zelfs de stickers zijn van de lantaarnpalen geschrobd, zegt een man die met een collega stilstaat bij het park.

Achterstallig onderhoud

Ze hebben hun fietsen aan de kant gezet om naar de werkzaamheden te kijken. De mannen, 60 en 61,vinden het lastig dat de gemeente geld uitgeeft aan het bezoek van de koning. „Laat hem de werkelijkheid zien. Jaren aan achterstallig onderhoud wordt voor een bezoek van twee uur opgeknapt”, zegt een van hen. Omdat ze voor de gemeente werken, willen ze niet met hun naam in de krant. „Veel mensen gaan hier naar de voedselbank. En dan hier zoveel geld aan uitgeven”, zegt de ander hoofdschuddend. Volgens de laatste telling van het Sociaal en Cultureel Planbureau, in 2019, is Emmen de Drentse gemeente met de meeste arme inwoners.

Nieuwe bestrating in het Rensenpark in Emmen.
Foto Sake Elzinga

Na Koninginnedag in Hoogeveen en Meppel in 2002 is het zaterdag voor het eerst dat de feestdag zich in Drenthe afspeelt. Op de twee uur durende route door Emmen staan cultuur, muziek, sport en dans centraal. De Drentse zangers Jannes, Daniël Lohues en Bouke Scholten treden op. Ook bezoekt de koning Wildlands, de huidige dierentuin. Als de koninklijke familie weg is, gaat het feest door. Op 180 plekken in dorpen en wijken wordt Koningsdag gevierd. Dit kost Emmen 2,3 miljoen euro. De gemeente betaalt 1,3 miljoen, de provincie legt 1 miljoen bij. Vooral de beveiliging is duur. Burgemeester Eric van Oosterhout (PvdA) heeft een noodverordening ingesteld in zijn gemeente tijdens Koningsdag. Het centrum van Emmen is zaterdag afgesloten voor verkeer.

Volgens Van Oosterhout biedt de route „volop mogelijkheden om ons als gemeente en regio aan de koning en de koninklijke familie te laten zien.” De klachten over de kosten kent hij. „In de gemeente Emmen gaat elk jaar 450 miljoen om. We geven nu eenmalig 1 miljoen uit aan een feest met veel zichtbaarheid. Het kost een tientje per inwoner. Emmen is twee uur lang live op nationale televisie te zien. Dat biedt veel kansen om het andere verhaal van Emmen te vertellen. Om te laten zien hoe leuk het hier is. Dat we een bruisend centrum hebben, een mooie dierentuin, leuke inwoners die hier met plezier wonen.”

Volgens de laatste telling van het Sociaal en Cultureel Planbureau, in 2019, is Emmen de Drentse gemeente met de meeste arme inwoners.

De kans om Emmen van de beste kant te laten zien, grijpt de gemeente graag aan. Onderzoeksbureau Atlas Research roept Emmen in de Atlas voor Gemeenten al jaren uit tot minst aantrekkelijke gemeente om te wonen; vergeleken worden de vijftig grootste gemeenten op onder andere werkgelegenheid, cultureel aanbod, veiligheid, bereikbaarheid en onderwijs. „Wij zeggen niet dat je in Emmen niet prettig kunt wonen. Er is veel groen en een mooie dierentuin en het is er betrekkelijk veilig”, zei onderzoeker Marten Middeldorp vorig jaar tegen NRC. „Maar er zijn weinig banen en voorzieningen, ook is het culinaire aanbod er mager, allemaal zaken die de gemiddelde Nederlander aantrekkelijk vindt.”

Oranje vlinderstrik

Emmen is juist een fijne plek om te wonen, vinden Linda Harners (21) en haar vader Jan (58) die samen op een terras aan de markt koffie drinken. „Emmen komt soms te negatief in het nieuws, maar het heeft alles. Winkels, horeca, veel bedrijven. Je kan hier in de omgeving prachtig fietsen”, zegt Jan. Maar bovenal is er FC Emmen, de voetbalclub waar Jan als vrijwilliger het geluid en de muziek tijdens wedstrijden regelt. Linda woonde twee jaar geleden even in Amsterdam voor haar studie, maar die stad was haar veel te druk. „Hier is het allemaal wat gemoedelijker.”

Met de koning heeft Jan niets. „Er zijn vast mensen die het heel leuk vinden dat hij komt, maar voor mij hoeft het niet zo.” Dat Emmen het bezoek moet betalen, begrijpt hij niet. Hij kan toch wel zijn eigen feestje betalen?”

Wie Ellen Bolk (21) ziet zitten, buiten het centrum, denkt dat ze zich heeft vergist in de dag. Ze draagt oranje sokken, een oranje vlinderstrik in het haar en een oranje shirt waar ‘Happy Kingsdag’ op staat. Op haar stageplek in het speciaal onderwijs werd Koningsdag al gevierd, vandaar de uitdossing. Bolk gaat zaterdag zeker kijken. „Je maakt het niet vaak mee dat de koning zo dichtbij komt. Ik vind het leuk. Wie weet trekt het ook wat meer mensen naar Emmen.”


Column | Maar wat als Biden wél wint?

Plottwist: diep in de nacht van 5 op 6 november (of ergens in de dagen erna, je weet nooit hoe lang die dingen duren) kondigt CNN een key race alert aan en verschijnt Wolf Blitzer in beeld. Joe Biden, zegt hij opgewonden, is herkozen. De eerste gedachte van veel Europese leiders zal opluchting zijn. De tweede gedachte een vraag: wat nu?

Het is natuurlijk bon ton om als een Cassandra te verkondigen dat Trump in november herkozen zal worden en daarna alles rap zal instorten. Kan. Zijn bedreiging is evident – ook voor Europa. Minder duidelijk is hoe ook na een herverkiezing van Biden Europa er eenzamer voor kan komen te staan.

Biden is milder dan Trump, maar hij is ook niet de terugkeer naar het oude gebleken waar Europese elites op hoopten. De mondiale handelsorde die Trump opblies, bouwt hij niet terug. Zijn regering weigert nog steeds om nieuwe rechters te benoemen in het arbitragesysteem van de Wereldhandelsorganisatie (WTO), lang het fundament van die orde. Dat is begrijpelijk, want dat systeem liet te weinig democratische ruimte aan landen om hun eigen economische beleid te voeren. Maar het toont ook een realiteit waartoe Europa zich moet verhouden.

Het liberale moment van meer vrijhandel, geborgd door een sterkte WTO, is voorbij en keert niet terug – hoe graag Europa daar ook naar streeft. Een schisma tussen Europa en VS over hervorming van mondiale handel was tijdens de WTO-vergadering in februari al zichtbaar en wordt komend jaar urgenter. In de handelsoorlog die Trump met Europa begon geldt slechts een wapenstilstand; tot volgend jaar zijn tarieven op Europees staal en op Amerikaanse whisky en motoren gepauzeerd. En daarna? Biden heeft electorale redenen om zich als economische havik op te stellen.

Langzaam doemt een nieuwe tijd op van ‘geo-economische fragmentatie’. Staten en kapitaal spannen daarin samen om de eigen veiligheid, economie en autonomie te versterken. Zo schiet Biden met een bazooka honderden miljarden dollars de economie in. Dat raakt Europa: bedrijven worden weggelokt, handelszekerheden komen onder druk. Het roept ook vragen op die tijdens een tweede Biden-termijn urgenter worden. Wil Europa goedkope Chinese elektrische auto’s en zonnepanelen of wil zij meemarcheren in Amerikaanse handelsoorlogen? Gaat het mee in de subsidierace van grote bedrijven, of durft het haar grote, groene ambities te borgen in een democratischere economie?

Amerikaanse betrokkenheid bij Europa kwam altijd meer voort uit verlicht eigen belang dan nobel altruïsme. Na november zal Amerika dat belang hoe dan ook nadrukkelijker najagen. De vraag is niet alleen of Europa daar klaar voor is. Het is ook de vraag of het autonomer durft te zijn in een wereld waarin Amerika niet meer de baas is.

Mark Lievisse Adriaanse ([email protected]) vervangt deze week Sjoerd de Jong


VWS: 82 procent van de werknemers geeft aan zich sociaal veilig te voelen op werk

82 procent van de werknemers van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) voelt zich sociaal veilig op het werk. Dat blijkt woensdag uit een onderzoek dat het ministerie heeft laten uitvoeren. 10 procent van de respondenten gaf aan er ‘neutraal’ in te staan en 8 procent zei zich sociaal onveilig te voelen. Het ministerie heeft volgens een woordvoerder een extern onderzoeksbureau ingeschakeld dat vaker dit soort peilingen bij ministeries uitvoert.

De aanleiding voor het onderzoek was een enquête door vakbond FNV afgelopen winter. De FNV ontving „alarmerende klachten” over een „onveilige” en „giftige” werksfeer bij het ministerie. Van de 101 deelnemers gaf een ruime meerderheid aan te maken te hebben gehad met grensoverschrijdend gedrag, met name pesterijen of intimidatie. Het overgrote deel daarvan zei zich niet gesteund te voelen door de organisatie.

Het onderzoek van het ministerie laat een ander beeld zien. 71 procent van de medewerkers heeft volgens het ministerie (in totaal 6.100 fte) meegedaan aan het onderzoek. 8 procent van de respondenten, verspreid over alle afdelingen, voelt zich onveilig. Volgens de woordvoerder betekenen de resultaten dan ook niet dat de zaak hiermee is afgedaan. „We gaan daar heel serieus mee aan de slag, om te zorgen dat werknemers zich niet meer onveilig voelen.” De FNV heeft nog niet gereageerd op de resultaten.


Rekenkamer: ingehuurde docent kost bijna twee keer zoveel als leraar in vaste dienst

Een ingehuurde docent kost middelbare scholen bijna twee keer zoveel geld als een leraar die vast in dienst is. Dat blijkt uit onderzoek dat de Algemene Rekenkamer woensdag publiceerde. Voor een leraar die met een vast contract voor de klas staat betaalt een school in een veelvoorkomende loonschaal 58 euro per uur. Daarentegen kost een docent die via een extern bureau wordt ingehuurd op hetzelfde niveau 113 euro per uur. De Rekenkamer baseert zich op gegevens van 84 procent van de middelbare scholen.

De hogere kosten ten spijt, zijn scholen de afgelopen tien jaar twee keer zoveel personeel gaan inhuren, zoals leraren en IT’ers. Zij maken inmiddels zo’n 4,4 procent uit van de totale personeelsuitgaven. Extern inhuren is voor scholen een manier om met het lerarentekort en ziekteverzuim om te gaan. Voor ingehuurde docenten is onder meer financiële zekerheid een reden om via een extern bureau te werken, vertellen ze aan de Rekenkamer. Het ministerie van Onderwijs geeft scholen steeds vaker incidenteel geld. Zo kunnen onderwijsinstellingen niet altijd een vast contract aanbieden, waar detacheringsbureaus dat wel kunnen.

Een van de oorzaken van de extra kosten is het bedrag dat detacheringsbedrijven aanrekenen om scholen hun externe leerkrachten te leveren. Uit het onderzoek van de Rekenkamer blijkt dat schoolbesturen juist nauwelijks onderhandelen over die bedragen. Een docent voor de klas vinden ze belangrijker dan de kosten, laten ze weten.

Lees ook
Scholen vaker naar uitzendbureau voor inhuren leraren

Scholen zijn steeds meer geld kwijt aan het inhuren van externe krachten, zowel leraren als schoolleiders en ondersteunend personeel.


Column | En toen verdween ook supermarkt De Bruijn uit Nootdorp

Een beetje overdreven was het wel wat ik vorige week schreef: dat in Nootdorp rond 1995 alle kleine winkeliers al waren weggeconcurreerd door de supermarkt van Gerard de Bruijn. Hij appte me dat er in die tijd nog een paar bakkers waren, twee slagers, een kaaswinkel, een groenteboer. Het zou nog een paar jaar duren voordat ze allemaal verdwenen waren, en toen verdween óók de supermarkt van Gerard de Bruijn. Sindsdien is de Dorpsstraat in Nootdorp het levenloze hart van de uitgestrekte nieuwbouwwijken die eromheen verrezen zijn, op wat voorheen land van boeren en tuinders was, in de Metropoolregio Rotterdam Den Haag. Het is een van de dichtstbevolkte gebieden op aarde en ik vraag me af of dat een van de redenen is dat hier bovengemiddeld veel mensen op de PVV hebben gestemd: 28 procent. Heel Nederland verandert, maar hier gaat het wel erg hard. „Mijn moeder”, zei Gerard de Bruijn (78) eerder bij hem thuis, „was voor haar huwelijk schoonmaakster bij gegoede mensen in Voorburg. Iedere ochtend fietste ze er door de polder naartoe en in de verte zag ze dan de kerktoren. Moet je nu eens kijken.” Nu ligt daar het Prins Clausplein, knooppunt van de A4 en de A12.

Gerard de Bruijn – hij heeft op Omtzigt gestemd – had rond 1995 dus nog een goedlopende supermarkt in de Dorpsstraat, het hele dorp kwam bij hem, en een paar jaar later was die supermarkt weg. Er werd een winkelcentrum gebouwd op het terrein van de paardenrenbaan, met ruimte voor twee supermarkten. „Ik zou een van die twee zijn”, zegt hij. „Een enorme investering, maar goed. Toen las ik in de plannen dat het er minstens twee zouden zijn. Het konden er dus ook drie zijn. En dan moest ik niet alleen met Albert Heijn concurreren, maar ook met Super de Boer. Of Aldi. Of Lidl.” Hij was „op hoge poten” naar de burgemeester gegaan en die zei dat ING het zo wilde. ING financierde de ontwikkeling van het winkelcentrum. De gemeente kon wel wat anders willen, maar ING was uiteindelijk de baas. In die tijd, zegt Gerard de Bruijn, leerde hij wat het is om overspannen te zijn. Elke nacht om twee uur wakker en dan piekeren tot de wekker van zes uur. Op zijn vijftiende was hij begonnen als knecht van de melkboer, hij had zo veel bereikt, en dan dit? Elke ochtend was hij weer opgestaan, geen dag had hij verzaakt. Maar plezier in wat hij deed had hij niet meer. In 1998 verkocht hij zijn zaak aan Super de Boer, nu Jumbo. En daarna? „Ben ik twee jaar depressief geweest. Zo moet je dat denk ik wel noemen. En toen” – hij klinkt opeens opgewekt – „ben ik met mijn vrouw vrijwilligerswerk gaan doen.” Kerk, ziekenhuis, vakanties met gehandicapten, op bedevaart. Hij kan het iedereen aanraden. Het heeft zijn leven „enorm verrijkt”. Wat hem alleen soms wel bedroeft: dat hij vroeger iedereen kende als hij door het dorp liep en nu bijna niemand.


Meer meldingen van discriminatie: „Ik moest oprotten naar mijn eigen land”

Een woordenwisseling, meer was het eerst niet. Om een plekje in de rij voor de lift van het winkelcentrum Leyweg in Den Haag. „Ga weg met dat kind”, kreeg Ahlam Benali te horen. Al snel liep het verder uit de hand. Benali „moest maar oprotten naar je eigen land”. En de vrouw in haar scootmobiel was opeens wel heel erg goed ter been. Ze stormde op Benali af, er vielen klappen. „Het was de vernedering”, herinnert ze zich achteraf. Vooral toen haar hoofddoek werd afgerukt. „Het voelde alsof ik in mijn identiteit werd aangetast. Alsof in het openbaar mijn broek naar beneden werd getrokken.”

Omstanders schoten haar te hulp. Er waren getuigen én video-opnames van de ruzie. Maar voor de politie was dat in eerste instantie niet genoeg om een aangifte te noteren. „Je weet toch dat je in een achterstandswijk woont”, kreeg Benali te horen. „Wij hebben de capaciteit niet om voor alles aangiftes op te nemen.”

De politie verwerkte vorig jaar 8990 meldingen van discriminatie, een derde meer dan in 2022, zo blijkt uit een gezamenlijke rapportage van de politie, het Openbaar Ministerie en de regionale meldpunten van discriminatie. Verantwoordelijk minister Hugo de Jonge (Binnenlandse Zaken) stuurde de meldingen dinsdag naar de Kamer.

Bij die regionale meldpunten kwamen vorig jaar 6351 meldingen binnen, een stijging van 20 procent in vergelijking met 2022. Het gaat om allerlei verschillende vormen van discriminatie. Zo nam ook het aantal meldingen van antisemitisme toe. „De jaarlijkse cijfers laten zien dat discriminatie een hardnekkig probleem is”, schrijft de minister. Terwijl de geregistreerde cijfers ook nauwelijks een beeld geven van de omvang ervan. „De meldingsbereidheid is laag”, aldus De Jonge. Slechts één op de vijf mensen die tegen discriminatie aanloopt, doet daar volgens hem ook melding van. De echte omvang van discriminatie blijft daardoor buiten beeld.

Morele integriteit aangetast

Het lukte Benali wel om aangifte te doen, de politierechter legde vervolgens een aanzienlijke straf op. Omdat met het afrukken van haar hoofddoek, gecombineerd met uitlatingen als „rot op naar je eigen land”, de morele integriteit van de aangeefster was aangetast – zeker nu dat ook nog gebeurd was in een winkelcentrum waardoor „velen getuige waren van die belediging en mishandeling”. De vrouw in de scootmobiel kreeg een boete van 500 euro en een proeftijd van twee jaar. Eerder deze maand bekrachtigde het Gerechtshof in Den Haag ook in hoger beroep die uitspraak.

Het meldpunt ‘discriminatie.nl Den Haag’ ziet een stijging van discriminatieklachten vanuit godsdienstige, islamitische achtergrond, waaronder laatdunkende opmerkingen over hoofddoekken (moslimdiscriminatie). „We maken ons zorgen over die trend, maar zien ook dat mensen ons steeds makkelijker weten te vinden”, zegt de woordvoerder van het meldpunt.

Ook elders in het land is die trend zichtbaar. Vorig jaar gingen in Amsterdam meer dan de helft van de meldingen over discriminatie op grond van ras, bij meer dan de helft van de meldingen ging het daarbij om moslimdiscriminatie. „Met name na 7 oktober [de aanval van Hamas op Israël] en de verkiezingswinst van de PVV in november zien we een toename van het aantal meldingen en incidenten van moslimdiscriminatie”, aldus een woordvoerder.

‘Doe die vieze hoofddoek af’

Een beeld dat ook in de politierapportage over vorig jaar wordt bevestigd. Het aantal meldingen van moslimdiscriminatie bij de politie steeg, van 165 in 2021 naar 285 vorig jaar, het merendeel betrof vrouwen die discriminerende opmerkingen over hun hoofddoek kregen.

Zoals in Hengelo. Daar kreeg een vrouw met hoofddoek in het centrum van de stad te maken met een man in een scootmobiel. „Doe die vieze hoofddoek af, dat hoort niet”, kreeg ze te horen. „Jij moet gesteriliseerd worden, zodat je geen kinderen krijgt”, wordt in het jaarverslag geciteerd. Even later komt ze de man weer tegen. De vrouw hoort dat de man tegen een winkelier zegt: „Kijk, daar heb je die vieze moslim weer.” De politie wordt erbij gehaald. De man liep uiteindelijk tegen een boete op van 250 euro wegens ‘eenvoudige belediging’.

Lees ook
CIDI: bijna 2,5 keer zoveel incidenten van Jodenhaat in Nederland

Familieleden en sympathisanten van door Hamas ontvoerde Israelische gijzelaars tijdens een manifestatie voor het Internationaal Strafhof. Het Strafhof doet onderzoek naar oorlogsmisdaden in Israel en de Gazastrook.

Zo’n afloop is zeldzaam, zegt Benali. „De sfeer is steeds meer dat mensen zich er niet meer voor schamen om vrouwen met een hoofddoek uit te schelden. Vriendinnen van mij maken het ook mee, maar doen er niets mee. De drempel om naar de politie te gaan is te hoog. Teveel slachtoffers denken nu dat er met hun meldingen toch niets wordt gedaan.”

Zoals de baliemedewerkster bij een Albert Heijnfiliaal in Den Haag (naam bij de redactie bekend). Zij kreeg vorig jaar april een vrouw aan de balie die begon te schelden en denigrerende opmerkingen maakte over haar hoofddoek. Ze liet het over zich heen gaan en zocht na afloop haar toevlucht tot een collega. „Die begreep het, ze had het zelf ook wel eens meegemaakt. Maar mijn chefs heb ik er niets over verteld. Je vertelt zoiets vernederends ook niet zomaar aan een ander. En aan een formele melding heb ik al helemaal niet gedacht. Daar wordt toch niets mee gedaan.” Benali kreeg veel steun tijdens haar rechtzaak. „Er zaten vrouwen om de publieke tribune die ik helemaal niet kende. Die hadden dezelfde ervaring, maar durfden daar niets mee te doen.”


Volledig ontoerekeningsvatbaar of toch niet? OM eist 22 jaar cel naast TBS in zaak ‘kruisboogschutter’

Kenzo K., ‘de kruisboogschutter’ die in Almelo in 2021 in een psychose uit het niets twee vrouwen doodstak, een derde vrouw verwondde en met zijn kruisboog op omstanders schoot, moet volgens het Openbaar Ministerie eerst een gevangenisstraf uitzitten voordat zijn TBS-behandeling begint.

K. (32) werd eind 2022 door de rechtbank Overijssel volledig ontoerekeningsvatbaar verklaard en kreeg TBS opgelegd zonder straf. Het OM ging in hoger beroep en herhaalde dinsdag bij het hof in Arnhem de eis die het ook al bij de rechtbank indiende: een gevangenisstraf van 22 jaar plus TBS met dwangverpleging. Bovendien wil het OM dat K. veroordeeld wordt voor dubbele moord en meerdere pogingen daartoe, en niet voor doodslag zoals de rechtbank oordeelde.

De gruwelijke daden van 17 september 2021 en de gevolgen daarvan staan tijdens de rechtszaak niet ter discussie. K. vocht zich uit het niets met een mes door de voordeur bij zijn bejaarde onderbuurvrouw (70) binnen, die haar nichtje (52) en een verpleegkundige op bezoek had. Alleen de verpleegkundige wist aan de geweldsexplosie van K. te ontkomen door via het balkon te vluchten, waarbij ze ernstig gewond raakte. Even later schoot K vanaf zijn eigen balkon met een kruisboog op onder meer een agent. De politie schoot K. daarop neer. K. kwam in een wekenlange coma terecht, waardoor hij zich volgens eigen zeggen niets herinnert. De nabestaanden en het OM geloven dat niet.

‘Ik gun hem hulp’

De kernvraag tijdens het hoger beroep is of K. strafrechtelijk verantwoordelijk kan worden gehouden voor zijn daden, of dat die volledig zijn toe te schrijven aan de psychose waarin hij die fatale dag en de periode daarvoor verkeerde. De getroffen verpleegkundige verwoordde tijdens de zitting, gebruikmakend van haar spreekrecht, dat juridische dilemma met de woorden: „Straf heeft hij verdiend. Maar hulp en behandeling heeft hij ook hard nodig en die gun ik hem ook.”

NRC reconstrueerde vorig jaar hoe de noodlottige dag zich in de periode daarvoor al met een hele reeks van gebeurtenissen had aangekondigd. Daarbij verzuimden instanties in te grijpen.De reeks begon met een ernstige zelfmoordpoging tijdens Nieuwjaarsnacht, waarbij K. in een door drugs veroorzaakte psychose zijn buik opensneed. K. kreeg nadat hij uit het ziekenhuis ontslagen was geen psychische behandeling, en kwam in een neerwaartse spiraal van drugsgebruik, complotgedachten en isolement. De politie zag bij een bezoek dat K. een huis vol messen, kruisbogen en ander alarmerend maar niet illegaal materiaal had, en deed daar niets mee.

K. gedroeg zich regelmatig verward en kondigde in tal van teksten aan mensen te willen doodmaken. Twee weken voor zijn geweldsexplosie werd K. in psychotische toestand gearresteerd voor de winkeldiefstal van kattensnoepjes, waarna hij geweld tegen de politie gebruikte. De politie bestempelde hem als „wapengevaarlijk”, „verzetpleger”, „vluchtgevaarlijk” en als iemand met „zelfmoordneigingen”. Nadat K. in een politiecel was beland, constateert de crisisdienst van de ggz dat K. „te onberekenbaar en te gewelddadig” was om op te nemen. K. werd door de politie op de trein naar huis gezet. Twee weken later maakte K. zijn slachtoffers.

Lees ook
Rechters zetten onze deskundigheid weg als een mening’

Illustratie Lynne Brouwer

Volledig ontoerekeningsvatbaar

Het Pieter Baan Centrum stelde na negen weken onderzoek vast dat Kenzo zo psychotisch was tijdens zijn daden, dat hij volledig ontoerekeningsvatbaar was. Die conclusie nam de rechtbank in december 2022 over. Volgens de rechtbank heeft de psychose van K. „een zodanig bepalende invloed gehad op zijn denken en handelen dat het voor verdacht niet (meer) mogelijk was om weloverwogen afwegingen te maken”.

Het OM vindt dat zowel de rechtbank als het Pieter Baan Centrum er naast zitten en acht K. wel deels toerekeningsvatbaar. Die conclusie trekt het OM niet op basis van onderzoek naar K. door psychiaters of psychologen, maar op basis van eigen inzicht. „Ook iemand in een psychose kan opzettelijk handelen”, aldus de advocaat-generaal van het OM. „Verdachte was in enige mate in staat een afweging te maken” en „kon zijn gedrag aanpassen aan de omstandigheden.” Hij had dus ook kunnen kiezen het niet te doen. Het eindoordeel is niet aan psychiaters, aldus het OM, maar is „een juridisch oordeel dat voorbehouden is aan de strafrechter.”

Daarmee speelt in de zaak Kenzo K. de bredere discussie over hoe zwaarwegend het advies van het Pieter Baan Centrum bij een veroordeling moet wegen als dat advies ‘volledig ontoerekeningsvatbaar’ luidt.

van het OMadvocaat-generaal Ook iemand in een psychose kan opzettelijk handelen

Die discussie laaide op onder meer in deze krant naar aanleiding van de zaak van ‘Thijs H.’ waar het OM vandaag tijdens haar eis bij herhaling naar verwees. Ook daarin doodde iemand in een psychose zonder aanleiding willekeurige slachtoffers. Ook in die zaak eiste het OM 22 jaar plus tbs. Het hof Den Bosch volgde die eis en de Hoge Raad bevestigde dat arrest.

Op dat arrest is onder psychiaters en psychologen veel kritiek gekomen, omdat de rechters de ‘keuzevrijheid’ van iemand in een psychose verkeerd zouden uitleggen. De schijnbaar rationele keuzes die iemand in een psychose maakt, moeten bezien worden binnen die waanwereld en zijn daarom geen keuzes die iemand strafrechtelijk aangerekend kunnen worden. Dat legde een psychiater van het Pieter Baan Centrum vorige week uit tijdens de eerste zittingsdag in zaak van K..

Het OM gaat nu met de strafeis tegen K. opnieuw aan het deskundigenoordeel voorbij.

Donderdag gaat de zitting verder met het pleidooi van de advocaat. K. zelf was vandaag nauwelijks in staat iets te zeggen en kondigde aan dat hij donderdag ook op de nabestaanden zal reageren.


Woonwagenbewoners willen zo dicht mogelijk bij het kamp wonen, maar gemeenten maken te weinig plekken

Jan Rouwkema loopt naar de salontafel bij de bank. Hij pakt een stapeltje papieren dat bewoners van woonwagenkamp de Kring in Groningen al tijden bezighoudt. Het is de A-lijst. Daar staan zo’n 75 mensen die op het kamp geboren zijn en op de wachtlijst staan voor een eigen plek. Ze wonen in bij hun ouders in de woonwagen of in een caravan ernaast.

Rouwkema (66) zit met zijn vriendin en een van zijn zoons aan de lange eettafel van zijn wagen op het kamp in Groningen. Het is lunchtijd. Ze eten kibbeling en drinken koffie in rood-zwart geruite bekers. Op de vloer ligt tapijt. In de witte keuken staat kleurrijk servies in een kastje achter glas. Rouwkema is geboren en getogen op dit woonwagenkamp waar zo’n 150 families wonen. De meeste wagens staan dicht op elkaar en hebben een wit, grijs of houten hek om het vak heen. Auto’s parkeren de bewoners op straat. Naast het kamp ligt het veld van voetbalvereniging PKC’83, ‘Met elkaar, voor elkaar’ – de club van het kamp.

Zijn twee zoons en bijna al zijn neven en nichten wonen er ook. Maar voor de jongere generatie is het niet zo vanzelfsprekend om op het kamp te blijven, hoe graag ze ook willen. Al jaren zijn er te weinig woningen en woonwagenplekken. Achttienjarigen komen meteen op de wachtlijst. Dan is het nog tien jaar wachten tot er iets vrijkomt.

„Het klinkt een beetje cru, maar je weet dat er binnenkort een plekje is als iemand op sterven ligt. Alleen wanneer iemand overlijdt, komt er iets vrij”, zegt een 27-jarige bewoner van de Kring. Hij wil niet met zijn naam in de krant, omdat hij bang is om in zijn werk gestigmatiseerd te worden als woonwagenbewoner. Zijn naam is bij de redactie bekend.

Niet alleen in Groningen is de wachttijd voor een woonwagenplek lang. Gemeenten in heel Nederland hebben te weinig standplaatsen voor woonwagens. Dat tekort loopt al jaren op. Tussen 1999 en 2018 was het beleid van gemeenten om standplaatsen op te heffen. Uit onderzoek dat de Nationaal Coördinator tegen Discriminatie en Racisme begin deze maand uitbracht, blijkt dat dat beleid voor een deel werd beïnvloed door antiziganisme – angst voor Roma, Sinti en ‘reizigers’, oftewel autonome woonwagenbewoners. Onder druk van het Europees Hof van de Rechten van de Mens en de Ombudsman werd het uitsterfbeleid in 2018 afgeschaft.

Woonwagenkamp De Kring in Groningen.
Foto: Kees van de Veen

4.000 plekken nodig

Voortaan moesten gemeenten juist zorgen voor meer plekken voor Roma, Sinti en reizigers. Maar drie jaar later, in 2021, waren er amper nieuwe plekken bijgekomen. Bij een herhaalmeting in 2023 bleek dat er opnieuw nauwelijks extra plekken waren. In vijf jaar tijd zijn er in heel het land minder dan vijftig plekken bijgekomen. Eind 2022 waren er in totaal 9.364 standplaatsen in Nederland.

Uit onderzoek van de Nationaal Coördinator blijkt dat er minimaal 4.000 nieuwe standplaatsen nodig zijn. „Je cultuur niet kunnen doorgeven aan de volgende generatie doordat de overheid het bewust onmogelijk maakt, is pijnlijk. Het is nu aan zowel de rijksoverheid als de gemeentelijke overheden om al deze jaren van discriminatoir beleid richting deze mensen goed te maken”, zegt Nationaal Coördinator Rabin Baldewsingh.

Wat is die cultuur? Dichtbij de hele familie wonen. „Je moet altijd het grote kamp nog kunnen zien”, zegt de zoon van Rouwkema, die even langskomt in zijn vaders wagen om een sigaret te roken. „Mijn zoon woont hierachter, in een woning”, zegt Rouwkema als zijn zoon weer weg is. „Als ik morgen tegen hem zeg dat de buurvrouw vertrekt en haar wagen vrijkomt, dan gaat hij vanavond nog over. Hij wil terug naar een woonwagen. Mijn andere zoon woont hier ook in een wagen en is daar dolgelukkig mee. Het is een ander gevoel, het wonen in een wagen. Het is niet uit te leggen.”

‘Ik vind het fijn dat iedereen in de buurt is. Dat ik naar mijn oma kan lopen als er iets is.’

De 27-jarige bewoner van het kamp heeft na jaren tevergeefs op de wachtlijst te hebben gestaan een huis gekocht aan een straat net buiten het kamp. „Ik ga vijftig meter verhuizen. Het gaat mij er niet eens om dat ik in een wagen of op het kamp woon, maar dat ik dichtbij ben. Ik vind het fijn dat iedereen in de buurt is. Dat ik naar mijn oma kan lopen als er iets is.”

Doordat hij en zijn vriendin allebei een goede baan hebben, kunnen ze het huis kopen. Maar voor veel van zijn vrienden geldt dat niet. „Als je alleen bent, kan je niet kopen. Veel vrienden van mij zijn 25, 26 jaar. Ze staan sinds hun achttiende op de wachtlijst voor een plek. Ze wonen nog bij hun ouders of gaan tijdelijk in de stad wonen. Maar veel mensen willen niet weg. We hebben ons hele leven hier. Familie, vrienden, de voetbalclub op het kamp.”

Plekken creëren heeft inmiddels wel prioriteit voor de gemeente Groningen, zegt wethouder Rik van Niejenhuis. „We zijn hier al jaren mee bezig. De wachtlijst wordt nu zo lang dat we flinke stappen moeten zetten.” Dat gaat Groningen doen door het aantal plekken met dertig uit te breiden – nog altijd te weinig om alle 75 gegadigden op de wachtlijst een plek te bieden. Deels komen er nieuwe kavels, deels stelt de gemeente sociale huurwoningen beschikbaar voor woonwagenbewoners.

Woonwagenbewoners willen dat de nieuwe staplekken in de buurt van de Kring, het grootste kamp, komen. Maar om het terrein heen ziet de gemeente weinig plek. „Grond is ongelofelijk schaars. We moeten slim met de ruimte omgaan”, zegt Van Niejenhuis. Zo wordt het oude buurthuis op het kamp gesloopt. Daar komen zes plekken.

Bij een kerkhof

Jan Rouwkema is bang dat de andere plekken te ver van het kamp komen. „Bij een kerkhof, de vuilnisbelt, daar kwam je altijd terecht. Zo ging dat vroeger. Daar hadden ze geen last van. Ik ben bang dat ze nu weer zo’n plek opzoeken. Daar wil niemand heen.”

Rouwkema kent de verhalen. Hij woont niet alleen op het kamp, maar werkt ook bij het bureau bijzondere woonvormen van de gemeente Groningen. Daar horen de woonwagenkampen bij. Dat doet hij al 25 jaar. „Ze wilden de ins en outs van de Kring weten.” Die weet Rouwkema. Hij kent volwassen kinderen die in een caravan naast de wagen van hun ouders slapen. Een zoon die in een chaletje achter het huis van zijn ouders woont. „Dan zing je het nog wel uit. Maar het is echt schrijnend. Vooral voor jongeren die een gezin willen. Dat ze geen eigen plek hebben, houdt ze nu wel tegen.”

Dat de gemeente Groningen niet alleen inzet op nieuwe plekken, maar ook op woningen die verhuurd kunnen worden, is volgens hem daarom een goede zaak. Voor woonwagenbewoners is het lastig om een hypotheek te krijgen om een kavel voor een standplaats te kopen. Alleen de Rabobank verstrekt leningen, en dan maximaal 166.000 euro. Daarmee red je het niet, weet Rouwkema. „Zeventien jaar geleden werd hier voor het laatst uitgebreid. Een vak kostte toen 65.000 euro. Dat zal nu wel richting een ton zijn. Dan moet je de woonwagen nog kopen. Dat kan je zo gek maken als je zelf wil, maar dat kost ook al snel een ton. Dan ben je dus twee ton kwijt. Wie kan dat nog betalen?”


Column | Een cadeau voor de heer Poetin, van de PVV

Ze zijn er nog wel, VVD’ers die níét in een kabinet willen met de PVV. Maar je hoort ze nauwelijks nog. Het zelfverwijt dat eerst nog wel rondging onder VVD’ers, hun partij wilde sinds vorig jaar zomer opeens wél samenwerken met Geert Wilders, lijkt in Den Haag te hebben plaatsgemaakt voor irritatie over linkse politici die met elitaire opvattingen hun traditionele achterban in de armen zouden hebben gedreven van de PVV. En nu doen alsof zij betere mensen zijn omdat ze met die partij niets te maken willen hebben.

Misschien viel daardoor extra op wat Eric van der Burg, staatssecretaris en Tweede Kamerlid van de VVD, vorige week woensdag zei: het was „een uitstekende keuze” dat er geen kabinet-Wilders komt. Wilders noemde hem op X „een eng mannetje” en er waren daarna ook VVD’ers die vonden dat Van der Burg dat zélf had uitgelokt, hij kende Wilders toch?

Dat irriteert Eric van der Burg. Op vrijdagochtend, net voor de vergadering van de ministerraad, zegt hij: „Een vrouw die in een kort rokje over straat loopt, lokt niks uit. Zoals Wilders zelf ook niks uitlokt als hij iets zegt. Je hoort niemand lastig te vallen, te bedreigen of uit te schelden.”

Op vrijdagmiddag, in een zaaltje op een bedrijventerrein in Utrecht, komen bijna vijftig VVD’ers bij elkaar voor de ‘roadshow’ van Malik Azmani, VVD-lijsttrekker bij de Europese verkiezingen in juni. Het zijn vooral mannen, veel zestigers maar ook JOVD’ers. Azmani had begin dit jaar voorzitter willen worden van de liberale Renew-fractie in het Europees Parlement. Hij trok zich terug toen hij weerstand merkte bij andere Europese liberalen: omdat Azmani’s partij met de PVV onderhandelt over een kabinet.

Net voor zijn optreden zegt Azmani dat de verkiezingen wat hem betreft draaien om de veiligheid van Europa, die wordt bedreigd door Poetin. Hij noemt hem „de heer Poetin”. Die zal „doorstoten” naar andere landen als hij in Oekraïne wint. „Zeker als Europa verzwakt blijft.” De VVD, zegt hij ook, is voor een sterk en eensgezind Europa. Dan begint hij over „andere partijen” die eerst uit de EU wilden stappen, maar Europa nu „van binnenuit willen uithollen”. De woorden van Wilders, hij bedoelt de PVV? „De PVV, ja. En ik denk dat je daarmee een cadeau geeft aan de heer Poetin.” Hij kijkt naar zijn voorlichter. „Mag ik dat zeggen? Nou ja, ik heb het gezegd.”

Tegen de zaal begint hij daarna ook over „partijen die de EU willen uithollen”. De PVV noemt hij niet. Bij de borrel hoor ik van VVD’ers dat de formatie „gevoelig ligt”. Azmani’s voorlichter komt zeggen dat het „jammer” is als ik alleen daarover schrijf.

Oud-VVD-leider Ed Nijpels, die blíjft zeggen dat de VVD niet moet regeren met de PVV, stuurt Van der Burg op donderdag een appje. „Eric, heerlijk om jou zo straight forward te zien. Ere-lid VVD!” Hij krijgt drie smiley’s terug.