Op de route die voor hen is uitgestippeld schudden leden van de koninklijke familie vele handen. De koning kreeg op het ‘verjaardagsplein’ 720 tompouces voorgeschoteld, waar hij een deel van uitdeelde aan omstanders die ook iets te vieren hadden. Een Emmense krokettenmaker langs de route maakte, speciaal voor prinses Máxima, kroketten in Argentijnse stijl. Prinses Amalia ging in gesprek met een paar Emmense studenten.
Koningin Máxima draagt vandaag een vlinderkroon, een verwijzing naar Emmen als ‘vlinderstad’. De stad kreeg die bijnaam door de vlindertuin die in de jaren zestig in Dierenpark Emmen zijn deuren opendeed. Inmiddels is de dierentuin in Emmen verplaatst en is de oude plek omgetoverd tot een stadspark. Kunstenaars hebben zich gevestigd in de oude dierenverblijven, onder meer het Centrum Beeldende Kunst Emmen.
Eenmaal aangekomen op het cultuurplein, de locatie van de oude dierentuin, mocht de vorst en zijn familie iets tekenen op een doorzichtige ‘doedelmuur’.
De koninklijke familie is gearriveerd in Emmen. Alle dochters van de vorst zijn dit jaar aanwezig: prinses Alexia ontbrak vorig jaar omdat ze eindexamens had bij haar studie in Wales. Prinses Ariane is dit jaar vanuit Italië, waar ze is begonnen met haar studie, teruggekomen naar Nederland.
De menigte scandeerde ‘happy birthday‘ toen de koninklijke familie de burgemeester Eric van Oosterhout, commissaris van de koning Jetta Klijnsma en de Emmenaren begroet. De eerste selfies werden gemaakt met koningin Máxima, waarna de Bouke and the Elvismatters Band het verjaardaglied in het Engels inzette.
De straten van Emmen vullen zich langzaam met mensen die wachten op de Koninklijke familie. Mensen die langs de route wonen, staan al buiten te wachten op hun met vlaggetjes versierde balkons. Een kaart met de route die de Oranjes zullen afleggen is hier te vinden.
Op het plein waar de koning straks moet verschijnen, verzamelt zich een aanzienlijke menigte, die wordt opgewarmd door een Elvis-imitator.
Lees ook Eerste toeschouwers staan al te wachten langs wandelroute koning in Emmen
Shakib Sana werkt al veertien jaar als huisarts. Al die jaren heeft hij niet één keer een patiënt met mazelen gehad – tot onlangs ineens verschillende kinderen met symptomen van mazelen in zijn spreekkamer in Leerdam kwamen. „Om zeker te weten dat het mazelen waren, moest ik het medisch handboek erbij pakken en overleggen met een collega en een kinderarts”, vertelt Sana.
De mazelen zijn terug in Nederland, met onder meer een uitbraak in Eindhoven in maart. Kinkhoest is ook aan een opmars bezig en doodde inmiddels vier baby’s in 2024. „Vorig jaar hadden we in Amsterdam in het eerste kwartaal één geval van kinkhoest”, vertelt wethouder Alexander Scholtes (Publieke Gezondheid, D66). „Dit jaar hebben we in dezelfde periode al 250 gevallen.”
Dat komt doordat te weinig kinderen zijn gevaccineerd met de BMR-prik (bof, mazelen, rode hond) en de DKTP-prik (difterie, kinkhoest, tetanus, polio). Alleen als negen van de tien kinderen zijn gevaccineerd, is er voldoende groepsbescherming – ook voor baby’s, die pas na negen maanden gevaccineerd kunnen worden. In Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht ligt bij kinderen van twee jaar de vaccinatiegraad onder de kritische grens van 90 procent.
Binnen de grote steden zijn de verschillen groot. In 40 van de 136 wijken ligt de vaccinatiegraad onder de kritische grens, blijkt uit een overzicht dat NRC maakte. Een wijk in Amsterdam-West scoort zelfs maar 69,5 procent (DKTP) en 64,6 procent (BMR). Slechts bij tien wijken in de grote steden, waaronder een in Amsterdam-Centrum, komt bij mazelen (BMR) de vaccinatiegraad uit boven de ideale grens van 95 procent.
Omdat mazelen zo’n besmettelijke ziekte is, zouden hiertegen eigenlijk 95 van de 100 kinderen gevaccineerd moeten zijn. „Het is bijna wachten tot hier ook een mazelenuitbraak komt”, zegt de Amsterdamse wethouder Scholtes. „Mazelen en kinkhoest zijn daarbij de eerste ziekten die doorbreken bij een lage vaccinatiegraad, het topje van de ijsberg van alle infectieziekten.”
Daarom liet de Haagse wethouder Hilbert Bredemeijer (Jeugd, CDA) onlangs als eerste een rapport opstellen over de vaccinatiegraad op wijkniveau. In sommige wijken van Den Haag is die onder de 80 procent gedaald. Vervolgens gaven de drie andere grote steden op verzoek van NRC ook de vaccinatiecijfers per wijk. „De vaccinatiegraad zit nu op een heel zorgwekkend niveau”, zegt Bredemeijer. „Over dit thema moeten we als maatschappij nou eens een goede discussie voeren. Die begint ermee dat je achterhaalt in welke wijken de vaccinatiegraad te laag is.”
Arme wijken
Waarom laten zo weinig ouders hun kinderen vaccineren? Het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) geeft enkele, nogal uiteenlopende verklaringen in zijn jongste rapportage over het Rijksvaccinatieprogramma. Sinds de coronapandemie is het vertrouwen van burgers in de overheid gedaald. Op sociale media circuleren fabels over schadelijke effecten van de vaccins. Nogal wat ouders zagen de brief over de BMR- en DKTP-prikken aan voor een oproep voor de coronaprik en gooiden die ongeopend weg.
Het klinkt Shakib Sana bekend in de oren. Als huisarts in de Rotterdamse wijk Delfshaven (DKTP: 76 procent, BMR: 79 procent), waar hij tot voor kort werkte, heeft hij veel met patiënten en collega’s gesproken over wel of niet vaccineren. Tijdens de coronapandemie ging Sana op de markt zelfs in gesprek met onbekenden over hun twijfels over de vaccinatie tegen corona. Hij stond mede aan de wieg van de Twijfeltelefoon waar mensen over allerlei gezondheidskwesties vragen kunnen stellen aan studenten geneeskunde.
Lees ook Welke vragen komen er binnen bij de Vaccinatie Twijfeltelefoon?
„In mijn ervaring zijn er grofweg drie soorten vaccinweigeraars”, vertelt Sana, die is gepromoveerd op gezondsverschillen in achterstandswijken. „Eén: mensen met religieuze argumenten, vaak orthodox-protestant. Twee: mensen die weloverwogen besluiten dat het beter is om hun kind niet te vaccineren, maar kinderziektes te laten doormaken. Drie: mensen met een migratieachtergrond.” Bij die laatste personen tekent hij aan: „Dat komt niet door hun cultuur of religie, maar door hun zwakke sociaal-economische positie.”
Wie de cijfers over het vaccineren in een wijk vergelijkt met die over de inkomens daar, ziet dat een lage vaccinatiegraad inderdaad vaak hand in hand gaat met armoede. De Amsterdamse wijk met de lage vaccinatie-score behoort ook tot de armste wijken van Nederland. De wijken die een onvoldoende scoren in Rotterdam, Den Haag en Utrecht zijn overwegend de wijken met veel arme inwoners.
‘Booster’
Hoe komt het dat mensen met een laag inkomen zo terughoudend zijn met vaccineren? „Dat is geen kwestie van niet willen, maar vooral van niet weten”, zegt Aziz Kalla. Hij is wijkverpleegkundige bij Kleurrijk Zorg in Utrecht en werkt in de wijk Overvecht (DKTP: 86,4 procent, BMR: 85,9 procent). „Je zou ook kunnen zeggen dat de mensen er niet aan toe komen om zich goed te verdiepen in de vaccinaties.”
In Overvecht wonen veel mensen met een migratieachtergrond en weinig geld. „De coronapandemie heeft er heel erg ingehakt”, vertelt Kalla. „Bewoners zijn toen vereenzaamd en eenzaam gebleven. Daarna heeft de inflatie de boodschappen duurder gemaakt. Veel mensen zijn bezig met overleven. In het hoofd is vaak niet veel ruimte voor gedachten over vaccinaties.”
Dan hoeft er volgens Kalla maar dát te gebeuren, of mensen denken: laat die vaccinatie maar zitten. „In een oproepbrief werd de herhaalprik booster genoemd. Dat is bij een aantal mensen verkeerd gevallen, omdat ze bij dit woord denken aan het coronavaccin.” Enkele keren hoorde Kalla de fabel dat een vaccin autisme kan veroorzaken. „Vaker zeggen mensen: ‘Het gaat toch goed? Die ziekten zijn er toch nauwelijks meer?’ Dan zeg ik: ‘Dat komt doordat zoveel ouders hun kinderen laten vaccineren’.”
Sleutelpersonen
Dit soort gesprekken voert Kalla onder de vleugels van Stichting Sleutelpersonen Utrecht (SSU), die met subsidie van de gemeente in enkele wijken actief is. „Sleutelpersonen als Aziz Kalla kennen de wijk, de werkvloer van de samenleving”, zegt de Utrechtse wethouder Eelco Eerenberg (Volksgezondheid, D66). „Zij snappen de dilemma’s van de bewoners en kunnen helpen om de twijfels van ouders weg te nemen.”
Kalla, die opgroeide in Overvecht, voerde tijdens de coronapandemie campagne voor vaccineren. „Bewoners vroegen mij vooral: ‘Aziz, heb je hem zelf genomen?’ Ze vertrouwen mij, omdat ze me kennen.” Nu maakt Kalla voorlichtingsfilms waarin hij bijvoorbeeld GGD-artsen interviewt: „Natuurlijk kan je ook een video maken met alleen de expert, maar het helpt dat mensen zien dat ik die vragen stel.”
Utrecht zou graag ook praktische obstakels uit de weg ruimen, zegt wethouder Eerenberg: „Voor iemand die in Overvecht woont, is een vaccinatie in de Jaarbeurs ver weg. Idealiter hebben we straks net als tijdens corona weer een kleinschalige locatie bij een winkelcentrum, waar je bij wijze van spreken het doen van boodschappen kan combineren met het halen van een prik.” Utrecht heeft vooralsnog voor maar drie van zulke locaties geld vrijgemaakt.
Amsterdam is al verder met zo’n kleinschalige aanpak, met op twintig locaties wekelijkse en maandelijkse inloopspreekuren voor kinderen en jongeren. „Ik ken een voorbeeld van een moeder uit Zuidoost die niet met haar drie kinderen in de metro naar de Ziggo Dome kwam, maar wel naar het inloopspreekuur in de buurt”, vertelt wethouder Scholtes. Daarnaast heeft de GGD nieuwe oproepen verstuurd voor inhaalprikken.
De aanpak werkt, in combinatie met extra voorlichting en de inzet van sleutelpersonen. De opkomst is bij de DKTP- en BMR-vaccinaties fors verhoogd – zij het nog niet voldoende. De extra inzet heeft Amsterdam vorig jaar wel acht ton extra gekost. „Veel gemeenten kunnen zo’n bedrag niet betalen”, zegt Scholtes. Gemeenten krijgen geld voor de basis – het uitnodigen en inenten – en zouden volgens hem voor extra inspanningen extra geld moeten krijgen van het Rijk: „Het is het RIJKSvaccinatieprogramma.” In een brief aan het kabinet hebben de verantwoordelijke wethouders van de vier grote gemeenten onlangs gevraagd om extra geld voor hun campagnes in de wijken.
Die campagnes zijn soms een lastige puzzel, doordat niet alle wijken passen in het patroon hoe-armer-hoe-minder-prikken. De Amsterdamse wijk Geuzenbuurt is arm maar heeft een hoge vaccinatiegraad (DKTP: 96,8 procent, BMR 90,3 procent). Het van oudsher arme Zeeheldenkwartier krijgt steeds meer inwoners met een goed inkomen, maar ziet de vaccinatiegraad sinds de coronapandemie alleen maar afnemen (DKTP: 80,5 procent, BMR: 79,3 procent). „Dat is een wijk met gemiddeld hoogopgeleide jonge professionals”, zegt de Haagse wethouder Bredemeijer. „Die bewoners zijn echt een nieuwe doelgroep, waarin we ons moeten verdiepen.” Mogelijk speelt desinformatie hier een rol.
Gemeenten moeten die puzzel zelf leggen, want vooralsnog komt er geen extra geld van het Rijk. „Heel zuur”, vindt Bredemeijer. „Het gaat wel om de gezondheid van onze kinderen.” Vier dode baby’s door kinkhoest lijkt misschien niet veel, zegt huisarts Sana: „Ze hadden wel een heel leven voor zich, van pakweg tachtig jaar. Dat zijn, zoals dokters vaak zeggen, 320 verloren levensjaren.”
Demissionair minister-president Mark Rutte (VVD) heeft koning Willem-Alexander op X gefeliciteerd met zijn verjaardag. Nederland wenst hij een „hele fijne en gezellige Koningsdag”.
Felicitaties zijn er ook vanuit Washington. In een verklaring wenst de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken Antony Blinken Nederlanders een fijne Koningsdag en feliciteert hij Willem-Alexander met zijn verjaardag. Blinken zegt dat de Verenigde Staten trots zijn op de band en vriendschap met Nederland. Al is die gedeelde geschiedenis niet „altijd perfect” geweest. Blinken refereert daarbij aan het slavernijverleden en complimenteert de manier waarop Nederland daar recent mee om is gegaan.
In Emmen zijn inmiddels de eerste oranjefans al gespot langs de wandelroute van de koninklijke familie. Die gaat om 11 uur van start.
Lees ook Nederland maakt zich op voor Koningsdag, vertrouwen in koning stabiel
De steun voor de monarchie in Nederland is voor het vierde jaar op rij stabiel. Dat geldt ook voor het vertrouwen in koning Willem-Alexander. De monarchie kan nog wel op steun van een meerderheid van de Nederlanders rekenen, maar die steun is lager dan voor de coronacrisis. Dat blijkt zaterdag uit de jaarlijkse NOS Koningsdag-enquête, die is uitgevoerd door onderzoeksbureau Ipsos I&O onder 1.015 personen.
Volgens de onderzoekers lijkt het draagvlak voor de monarchie door de affaires in de coronacrisis blijvende schade te hebben opgelopen. Ondervraagden noemden onder meer de vakantie in Griekenland van Willem-Alexander en zijn gezin tijdens een lockdown als een reden voor minder vertrouwen.
Ook de tevredenheid over de koning is sinds de coronacrisis structureel lager. Willem-Alexander krijgt in 2024 een 6,6 van de Nederlanders, vergelijkbaar met vorig jaar toen het om een 6,5 ging. In 2020 kon hij nog rekenen op een 7,7. Jongeren in de leeftijd van 18 tot en met 35 jaar zijn minder tevreden over hoe hij zijn rol vervult: waar 51 procent vorig jaar nog vertrouwen in hem had, is dat dit jaar 41 procent. Ouderen van 55 jaar en ouder zijn met 47 procent bijna net zo tevreden over Willem-Alexander als een jaar eerder. Koningin Máxima blijft stabiel, met een 7,3.
Lees ook Nederland maakt zich op voor Koningsdag, vertrouwen in koning stabiel
Koning Willem-Alexander viert vandaag zijn 57ste verjaardag. Dat doet hij in Emmen, samen met koningin Máxima en andere leden van het koninklijk huis. Vanaf 11.00 uur is dat bezoek te volgen. In Emmen staan thema’s als cultuur, innovatie en sport op het programma.
In de rest van het land wordt Koningsdag ook gevierd, onder meer met festivals, vrijmarkten en andere festiviteiten. In dit blog doet NRC verslag van deze dag.
Lees ook: Een koninklijk feestje kan Emmen goed gebruiken. Maar de kosten?
Soms, als je geluk hebt, lees je iets wat je hoofd in beweging zet. Zo denk ik al een tijd over een column van Janan Ganesh in de Financial Times. Ganesh schrijft over de mythe – in stand gehouden door wat hij het ‘advies-industriële complex’ noemt, de coaching- en zelfhulpsector – dat onze fouten herstelbaar zijn. We willen graag geloven dat we verkeerde beslissingen kunnen terugdraaien of dat ze via een omweg alsnog tot iets goeds leiden.
Maar dat klopt niet, zegt Ganesh. Ons leven is ‘pad-afhankelijk’: met elke beslissing sluiten we andere opties definitief uit. En hoe ouder je wordt, hoe meer dat geldt. Na een jaar de verkeerde studie te hebben gedaan, kun je nog iets anders kiezen. Maar een vijftigjarige literatuurwetenschapper wordt geen advocaat meer. Ze kan ook niet alsnog moeder worden – of omgekeerd: haar kinderen ongedaan maken. Dit is de hele reden dat de midlifecrisis bestaat. Ganesh: „De verrassing van midlife, en de schrik ervan, is hoeveel van je lot is terug te voeren op één vergissing”.
Zijn column resoneert bij mij omdat ik een lichte, neigend naar zware, obsessie heb met hoe ons leven ergens naartoe zeilt door zetjes op beslissende momenten. Een klein deel van onze keuzes heeft een onevenredig grote invloed op de koers van ons leven, zegt Ganesh terecht. Ik volg hem niet op het punt van de consequenties. Want hij doet alsof zo’n beslissing niet alleen het verschil bepaalt in praktische uitkomst, maar ook in levensgeluk. Alsof de keus om wel of geen kinderen te krijgen het verschil zou maken tussen een euforisch gezinsleven en een treurig kinderloos bestaan, of andersom.
In werkelijkheid hangt ons geluk van veel meer af. Deels van ons temperament, maar ook van ons vermogen om te leren leven met onze ‘fouten’. Daarvoor moet je een combinatie hebben van verantwoordelijkheidsbesef (‘ja, dat had ik anders kunnen doen’) en mildheid (‘maar dat betekent niet dat ik een rund ben’).
Ik denk dat die combinatie erg moeilijk is, en dat dat mede verklaart waarom we ons door het leven slaan met een heel pakket aan peptalk-achtige mythes. Mythes zoals die van Ganesh: dat er geen foute keuzes bestaan. Maar er zijn er meer. ‘What doesn’t kill you makes you stronger’ is er zo een (altijd in het Engels), net als ‘Echte liefde overwint alles’, ‘Na regen komt zonneschijn’ en simpelweg ‘Alles heeft een reden’. Allemaal onwaar. Mensen kunnen voor eeuwig verzwakt zijn door een tegenslag; echte liefde legt het soms af tegen andere waarden of praktische bezwaren; na regen komt vaak nog meer regen. En nog meer regen. En dingen gebeuren juist willekeurig, zonder groter plan.
De ergste in deze categorie vind ik ‘Je voelt het wanneer het goed is’. Mensen zeggen dit over een scala aan zaken, van je levenspartner tot je droombaan of -huis. Het suggereert dat er op het moment dat je ‘de juiste optie’ treft een rust over je neerdaalt: dit is het, hier heb ik altijd naar gezocht. Maar het miskent dat heel veel dingen goed en slecht tegelijk kunnen voelen, dat sommige dingen goed voelen maar toch buiten bereik zijn, én dat ook de dingen die in eerste instantie ‘mwah’ voelden de moeite waard kunnen blijken.
Bekijk je zulke spreuken goed, dan valt op dat ze uitgaan van waarheid of rechtvaardigheid: ze beloven dat er een objectief juiste keuze bestaat, of dat iets (het lot?) voor een eerlijke afloop zal zorgen. In die zin hebben ze iets religieus. ‘Je voelt het als het goed is’ is een hedendaagse variant op de goddelijke openbaring. Maar er is vaak geen objectief juiste keuze, en ook niet per se een rechtvaardige uitkomst.
Soms is het fijn jezelf voor de gek te houden , maar er schuilt wel een gevaar in dit soort spreuken. Ganesh is bang dat de overdreven positiviteit van de zelfhulpsector ertoe leidt dat mensen te lichtzinnig beslissingen nemen: het komt immers toch wel goed. Mij lijkt dat niet het grootste probleem. Mensen piekeren juist vaak te lang over een beslissing, en het zou helpen grote keuzes wat lichter tegemoet te treden. (Dit zeg ik ook tegen mezelf.) Erger lijkt me dat je vroeg of laat ontdekt dat de spreuken niet kloppen. Dat kan leiden tot teleurstelling, bitterheid, rancune: je bent verkeerd voorgelicht! Je wil de manager spreken, maar die blijkt er niet te zijn.
Mijn voornaamste bezwaar is dat de spreuken je niet leren omgaan met het onderliggende probleem: het doodenge besef dat er geen plan is, dat we ons leven zelf kunnen vormgeven, dat niet elke optie even goed is, en dat de betere keus zich soms pas achteraf openbaart. De echte levenskunst is niet om dat te ontkennen, maar om ons er niet door te laten verlammen.
Er is te weinig samenwerking tussen Duitsland en Nederland in de aanpak van plofkraken. Dat stelt de Utrechtse burgemeester Sharon Dijksma (PvdA) tegenover NRC. Vooral op het gebied van preventieve maatregelen trekken de landen te weinig met elkaar op, terwijl juist daar volgens betrokkenen de sleutel tot succes ligt.
Elk jaar worden er in Duitsland honderden plofkraken gepleegd, vooral door Nederlanders. Duitse banken nemen, ondanks aandringen vanuit Nederland, geen effectieve maatregelen, zoals het met lijm onbruikbaar maken van bankbiljetten in de geldautomaat.
Dijksma zegt dat intensieve begeleiding van gearresteerde plofkrakers nieuwe plofkraken kan voorkomen. Daardoor blijven ze op het rechte pad, en kan voorkomen worden dat bekenden van de daders, zoals broers, ook plofkraken plegen.
Volgens een overzicht van de politie is de kans op een succesvolle plofkraak in Nederland tussen de 0 en 5 procent, en in Duitsland tussen de 60 en 70 procent. In Nederland neemt het aantal plofkraken al jaren af.
Een plofkraak in Duitsland begint vaak in Kanaleneiland of Overvecht. Twee Utrechtse wijken met hoge flats. Kwetsbare wijken, de economisch zwakste van de stad. Er wonen jonge mannen die grote risico’s willen nemen, vanwege de kans op tienduizenden euro’s cash.
Die jonge mannen zitten meestal met zijn drieën in een supersnelle auto, een Audi vaak. Iemand die het explosief kan vastmaken aan de pinautomaat. Iemand die het explosief laat ontsteken. En een chauffeur.
Het moment om toe te slaan is ’s nachts. Soms rijden ze meteen vanuit Utrecht naar een pinautomaat, soms is hun uitvalsbasis een verlaten, Duits boerderijtje in de buurt. Het explosief hebben ze zelf gemaakt, met als basisingrediënt Cobra’s: zwaar illegaal vuurwerk, dat uit het buitenland besteld kan worden.
Ze stappen uit en wrikken met een koevoet de geldautomaat open. Met een soort pizzaschep plaatsen ze daar het explosief in – de inhoud van soms wel acht Cobra’s is erin verwerkt. Er zit een ontsteker in, via draden wordt het geheel tot ontploffing gebracht. Als de kluis opent, zijn lades zichtbaar, met bankbiljetten. Samen trekken ze die eruit en doen het geld in een zak. Briefjes van 10, 20, 50 en in Duitsland vaak ook van 100 en 200 euro. Hoeveel dat er zijn, is elke keer anders. Maar een buit van tussen de 100.000 en 200.000 euro is geen uitzondering. Binnen drie minuten zijn ze weer weg.
Ze stappen uit en wrikken met een koevoet de geldautomaat open. Met een soort pizzaschep plaatsen ze daar het explosief in – de inhoud van soms wel acht Cobra’s is erin verwerkt
Ze rijden in één ruk terug, met snelheden boven de 250 kilometer per uur. Ze kennen de route uit hun hoofd, hun telefoons en dus de navigatie zijn uitgeschakeld. Ze weten waar de flitspalen staan en remmen dan even af. Ze tanken niet, want ook bij tankstations staan camera’s. Benzine nemen ze mee in jerrycans – een lege tank vullen ze razendsnel bij. Terug in Utrecht wordt de buit verdeeld. Als ze tenminste niet gepakt worden door de politie.
Voor de Duitse rechter
Een gewone rechtszaal was te klein voor het grootste Duitse plofkraakproces ooit. Dus zitten zestien jonge mannen – bijna allen uit Nederland – deze donderdag 25 april in een gymzaal in Bamberg, een Beierse stad zestig kilometer boven Neurenberg. De rechters zitten onder het klimrek en elektronisch scorebord, in de hoek een basketbalring. De zittingszaal van het proces bevindt zich op het oefenterrein van de Duitse federale politie, dat is veranderd in een vesting. Hoge hekken met prikkeldraad erbovenop omringen het complex.
De Nederlanders, mannen tussen de 25 en 41 jaar, komen onder meer uit Utrecht, Houten, Soesterberg, Amersfoort en Roermond. Ze worden verdacht van het plegen van plofkraken bij Duitse geldautomaten tussen 2021 en 2023, onder meer in de buurt van Bamberg. De mannen zouden een plofkraakbende hebben gevormd en worden voor zo’n dertig strafbare feiten vervolgd. Ze maakten ruim 6 miljoen euro aan bankbiljetten buit. De straffen die ze kunnen krijgen: tussen de één en tien jaar cel.
Bij Stuttgart, november 2023: na botsing komt een tegenligger om het leven. Uhingen, februari 2022, ATM in een supermarkt.
Foto’s ANP/Imago Stock & People GmbH, ANP/DPA Picture-Alliance
Ook voor een Duits proces zijn de veiligheidsmaatregelen ongebruikelijk. De boodschap is duidelijk: dit is een belangrijk proces, met gevaarlijke mannen. Eén voor één worden de zestien de gymzaal binnengeleid, langs een haag van cameraploegen. Elke verdachte heeft een agent aan zijn zijde. Het ijzer rinkelt, hun handen zijn geboeid aan een dikke leren riem om hun middel, de voeten van elk van de verdachten zitten ook geboeid aan elkaar. Ze dragen dure jeans en truien. Op een trui van een van hen staat: ‘In gold we trust’. Elke verdachte wordt vastgeboeid aan een tafeltje, waaraan hun advocaat zit. Omdat de verdachten niet gefilmd willen worden, houden ze de dossiers voor hun gezicht. Eén van hen heeft de hoes van de laptop van zijn advocaat op zijn hoofd gezet.
Op de tribune van de gymzaal, waarvoor een net is gespannen, zitten familieleden. Ze roepen de naam van hun geliefden. Een van de verdachten lacht naar zijn familie achter de rug van agenten langs. De vrouwen met wie hij contact maakt, drogen hun ogen. Zijn duim gaat omhoog. „Komt goed, komt goed”, roept een ander. De mannen antwoorden in het Nederlands op vragen van de rechter. Eentje heeft op de hogeschool economie afgemaakt, een ander werkte in de transportsector.
De mannen die in Bamberg terechtstaan zijn lang niet de enige Nederlanders die in Duitsland plofkraken zouden hebben gepleegd. Tientallen gingen hen voor. En, daar twijfelt niemand aan, tientallen zullen hen volgen.
Meer Duitse plofkraken
Dat er wordt gesproken over een plofkraakbende betekent niet dat er sprake is van een strak geleide organisatie, met leiders en uitvoerenden. Plofkrakers vinden elkaar in de wijk, er ontstaan gelegenheidscoalities van jongens die samen in een auto naar Duitsland rijden, ieder met een eigen taak.
Bovenaan de piramide staat een aantal ervaren plofkrakers. Ze stappen zelf niet meer in de auto – te gevaarlijk – maar gaan over de financiering. Ze organiseren en bedenken. Ze kiezen een Duitse geldautomaat uit, die zijn slechter beveiligd en zijn beter gevuld dan die in Nederland, omdat Duitsers vooral met cash geld betalen. Ze zorgen dat een auto wordt gehuurd of gestolen, regelen nep-kentekenplaten en een locatie waar de buit naartoe kan. Ook belangrijk: ze ronselen het ‘kanonnenvoer’: de jonge mannen die nog wél het risico op een ongeluk willen nemen.
Elk jaar worden er honderden pinautomaten in Duitsland opgeblazen. Vorig jaar ging het om 367 plofkraken, het jaar ervoor waren het er 442. In Nederland neemt het aantal plofkraken juist af: in 2019 waren er 95, vorig jaar nog 8. Het opblazen van geldautomaten in Duitsland is bijna altijd terug te voeren op Nederlandse daders, vaak uit de regio Utrecht. In 2023 werden 137 Nederlanders opgepakt voor het zetten van een plofkraak, het hoogste aantal in de afgelopen vijf jaar. Volgens de politie is er in 2023 tussen de 15 en 20 miljoen euro buitgemaakt.
Achter de cijfers is nog een verschuiving te zien: net over de grens worden geldautomaten steeds beter beveiligd, dus trekken plofkrakers verder naar het oosten. Naar Beieren bijvoorbeeld. Maar ook het aantal plofkraken in Zwitserland en Oostenrijk neemt toe.
NRC sprak de afgelopen weken met vier plofkraakspecialisten van de politie in Duitsland en Nederland, en met vijf ambtenaren die zich in de gemeente Utrecht met het onderwerp bezighouden. Sommige ambtenaren worden niet bij naam genoemd, vanwege de gevoeligheid van het onderwerp.
Het beeld: plofkraken zetten komt al tien jaar voor en zorgt al die jaren voor overlast en slachtoffers in Duitsland. Het leidt tot zorgen bij Nederlandse autoriteiten om jonge mannen die via een plofkraak voorgoed in de georganiseerde misdaad rollen. Het opblazen van een geldautomaat is onvoorspelbaar en impulsief, maar tegelijkertijd berekenend en gecontroleerd: de voorbereiding is vaak uiterst professioneel. De oplossing, zo stellen betrokkenen, is een combinatie van repressie en preventie. Hierbij kunnen Duitsland en Nederland niet zonder elkaar, en toch is er jarenlang te weinig samengewerkt.
Bovenaan de piramide staat een aantal ervaren plofkrakers. Ze stappen zelf niet meer in de auto – te gevaarlijk – maar gaan over de financiering
Zo is nu niet helder, aldus burgemeester van Utrecht Sharon Dijksma (PvdA), welke Nederlandse plofkrakers in een Duitse cel zitten en ontbreekt de mogelijkheid voor re-integratieambtenaren van de gemeente om hen te bezoeken. „We krijgen nu mensen terug in onze samenleving die we niet in beeld hebben en die een groot misdrijf op hun geweten hebben. Wij hebben een speciale aanpak voor plofkrakers, maar deze groep komt daar nu niet in. Daardoor is het risico groter dat ze afglijden in de criminaliteit, of dat ze familieleden negatief beïnvloeden.”
Re-integratie
Beng. Beng. Het ritmische geklap van een scheenbeen tegen een bokszak vult de ruimte van de Utrechtse The Colosseum Gym. Drie boksringen, een grote MMA-ring (Mixed Martial Arts), veertig bokszakken. Hier trainen ex-plofkrakers die in de gevangenis hebben gezeten, als onderdeel van een programma van de gemeente Utrecht. Met als doel een baan buiten de criminaliteit.
In de sportschool staat Daan Kortland, een boomlange gestalte die bij de begroeting je hand probeert fijn te knijpen. „Geen probleem”, had Kortland gezegd toen de gemeente vroeg of ze „extreme probleemjongeren” aan zouden kunnen. Er lopen twee programma’s in samenwerking met de sportschool: een landelijke pilot, uitgevoerd door de gemeente, waarbij gedetineerden in, tijdens en na hun detentie intensief worden begeleid, en een ‘persoonsgerichte aanpak’ vanuit de gemeente zelf. In Utrecht gaat het om zo’n tweehonderd jonge mannen. Aanleiding is een analyse uit 2020 van de gemeente, waaruit bleek dat er zo’n vijftig ‘criminele clusters’ in de stad actief zijn, die te linken zijn aan drugscriminaliteit en geweld, en waarvan een deel zich heeft gespecialiseerd in plofkraken.
„Het moeten wel jongens zijn die zélf willen veranderen”, zegt Kortland. De sleutel is volgens hem het loslaten van trots, van de straatcultuur ook. Een nieuw leven buiten de criminaliteit betekent werken voor relatief weinig geld en daar tevreden mee leren zijn. Dat lukt niet altijd. „Sommige gasten stoppen met sporten, en die verdwijnen waarschijnlijk toch weer in de criminaliteit.”
Plofkraakschool
De sportschool staat aan de rand van Overvecht. Dit is plofkraakgebied: op het bedrijventerrein ertegenover zat een andersoortige school, verstopt in een steegje, tussen de Utrechtse Taxi Centrale en een garage in. Je loopt er zo langs, als je niet weet dat je achter het metalen hek moet zijn. Hier, achter een witgeschilderde deur, zat twee jaar lang een plofkraakschool. Jonge jongens uit Overvecht leerden hier hoe je het beste een plofkraak kon zetten.
In die garagebox in Utrecht stond een pinautomaat, precies zo eentje als in tientallen Duitse plaatsjes. Alles was er aan gedaan om de garagebox in Overvecht zoveel mogelijk te laten lijken op Nedersaksen bij nacht. In de Utrechtse garagebox oefenden jonge mannen met een explosief en de pinautomaat. Wat was de beste methode? Van het geheel werden instructiefilmpjes gemaakt voor de rest van de groep.
Het trainingskamp voor Utrechtse plofkrakers werd uiteindelijk ontdekt. Mede doordat er een 23-jarige Utrechter ’s nachts, tijdens een proefsessie, om het leven kwam na een explosie. De knal was zo hard dat een medewerker van de taxicentrale van schrik naar buiten rende. De hele voorgevel lag eruit. Vorig jaar werden vijf mannen en een vrouw veroordeeld tot gevangenisstraffen tot vijf jaar.
De opleiding toont volgens Esther Jongeneel, manager veiligheid en zorg bij de gemeente Utrecht, hoe professioneel de organisatie achter de plofkraak is. En ook dat er mannen zijn die andere jongens opleiden, zodat ze zelf het risico niet hoeven te lopen. Het begint klein: „Dan worden ze gevraagd mee te gaan naar de McDonald’s, hun hamburger wordt betaald”, zegt Jongeneel. „Daarna brengen ze een pakketje weg, dealen ze kleine hoeveelheden drugs.”
Omdat de Utrechtse misdaadcultuur zich deels heeft gespecialiseerd in de plofkraak, is dat vaak de volgende stap – zoals het in Rotterdamse wijken vaak gaat om het uithalen van drugs uit de haven en in Brabant om het fabriceren van synthetische drugs. Jongeneel: „Ze worden bijvoorbeeld gevraagd om voor duizend euro op de uitkijk te staan in voorbereiding op een plofkraak. Dat is voor veel jongeren verleidelijk.”
In de wijk weten ze van elkaar wie er goed kan rijden of wie het lef heeft een explosief op te hangen. „Voor je het weet”, zegt ze, „zit je in een auto op weg naar Duitsland.”
Bij Stuttgart, november 2023: na kraak een ongeluk met vluchtauto – botsing met tegenligger. Mei 2023, Hesse, bij Frankfurt, filiaal van Volksbank.
Foto’s ANP/Imago Stock & People GmbH, ANP/DPA
Nee zeggen is ingewikkeld, weet Jongeneel. Veel Utrechtse plofkrakers hebben familie die hetzelfde doen. En: een aanzienlijk aantal van de plofkrakers heeft een licht verstandelijke beperking – volgens niet-openbare gegevens van de gemeente gaat het zelfs om 40 procent.
Niet dat alle plofkrakers tegen hun zin op weg naar Duitsland gaan. Sommige jonge mannen willen zélf niets liever dan een auto in, vertelt Mathijs Zwinkels, die bij de gemeente Utrecht de re-integratie van onder meer plofkrakers begeleidt en tientallen van hen in de gevangenis sprak. In de wijk, zegt Zwinkels, weet iedereen van elkaar wie er geld verdient met plofkraken of drugshandel. „Jongens die een beetje dealen, of uit huizen stelen, willen soms meer. En dan weten ze: dan moet ik dát groepje hebben. Ze proberen met ze in contact te komen, bij een theehuis, autodealer, de kapper. Zo begint het.”
De redenen kunnen verschillen. Soms opent zo’n kraak deuren: plofkrakers kunnen daarna investeren in drugslijnen. Soms is het hun laatste klus, omdat ze, zeg, een lunchroom willen openen. Soms willen ze gewoon die mooie auto, die schoenen, en die dure jas, want dat dwingt respect af op straat. „In sommige Utrechtse wijken wordt het dragen van goedkope kleren gezien als je eigen schuld”, zegt Zwinkels. „Want er zijn genoeg kansen om geld te ‘maken’, als je maar het lef hebt om die te pakken. Veel plofkrakers investeren hun winst daarom veelal in wat ik ‘leefgeld’ noem: kleren, auto’s en tegenwoordig ook fatbikes.”
Soms willen ze gewoon die mooie auto, die schoenen, en die dure jas, want dat dwingt respect af op straat
Wat meespeelt, is dat een plofkraak voor veel jonge Utrechters voelt als een misdrijf zonder slachtoffers. Want wie heeft er medelijden met de banken, die immers geld genoeg hebben en die toch verzekerd zijn? De explosie vindt ver weg plaats, over de grens, waar men een andere taal spreekt, ver weg van vrienden en familie.
Vluchtsnelheid: 250 km/u
Maar zo’n kraak leidt wel degelijk diepe sporen na. In het Beierse dorp Zapfendorf bijvoorbeeld, vlak bij Bamberg. Het dorp ligt dicht bij de Autobahn, op zo’n 600 kilometer van Nederland. Hier werd begin 2022 de Sparkasse opgeblazen door verdachten uit de Bamberg-zaak. De buit: 109.000 euro. Ulli Saridzic, die op zeventig meter van de Sparkasse woont, viel bijna uit bed tijdens de explosie, herinnert ze zich. De volgende dag zag ze de schade: alle ramen waren kapot, overal brandweermannen en politie. Boven de bank bevinden zich twee appartementen, de bewoners moesten worden geëvacueerd. Pas na een jaar kon de bank weer open. Saridzic is van de impact geschrokken. „Ik zou niet boven zo’n bank durven wonen nu ik weet dat dit kan gebeuren.”
In 2016 kwam een vluchtende Nederlandse plofkraker om het leven, na een kraak vlak over de grens bij Emmen. In 2020 stierven twee mannen uit Nieuwegein na een plofkraak in Emmerich. Ze vluchtten en botsten op een vrachtwagen. Vorig jaar verdronk een 25-jarige Utrechter, na een plofkraak belandde de vluchtauto in een rivier. Afgelopen november knalde een vluchtende Volkswagen met Nederlandse plofkrakers in het zuidwesten van Duitsland op een bestelbusje, waarvan de 45-jarige bestuurder omkwam. In de Volkswagen werden explosieven gevonden, plus de buit van een plofkraak in Wiernsheim: 40.000 euro.
Volgens Alexander Gross, een hoofdinspecteur van politie in Beieren, zijn de vluchtende auto’s met plofkrakers door de combinatie van benzine, explosieven en een vluchtsnelheid van ruim 250 kilometer per uur „verschrikkelijk gevaarlijk. Wat denk je dat er gebeurt als ze in botsing komen met een tegenligger? En wat als het een gezin met kinderen betreft?” Volgens Gross ligt de prioriteit van de Duitse politie vooral bij het stoppen van het gevaar voor burgers.
In 2016 kwam een vluchtende Nederlandse plofkraker om het leven, na een kraak vlak over de grens bij Emmen. In 2020 stierven twee mannen uit Nieuwegein na een plofkraak in Emmerich
Volgens Christa Lübbers, die bij de politie in Noordrijn-Westfalen een commissie tegen plofkraken leidt, speelt anonimiteit een rol. „Ze zijn in een vreemd land, waar ze niemand kennen. Ik ben er van overtuigd dat dat meespeelt. Dit doe je ‘thuis’ toch minder snel.”
In Noordrijn-Westfalen, de Duitse deelstaat van Lübbers, hebben ze vanwege het grote gevaar een vergaand besluit genomen dat in mei 2022 inging. Lübbers: „Sindsdien staken we de achtervolging zodra plofkrakers de snelweg hebben bereikt. We willen ze niet de dood injagen.” Het enige wat volgens Lübbers op dat moment nog verantwoord is, is de Nederlandse politie informeren en een helikopter zo hoog laten meevliegen dat de overvallers de aanwezigheid daarvan niet opmerken. „We willen de plofkrakers beschermen, maar ook onschuldige burgers.”
Berouw komt na de zonde
In Utrecht merken ambtenaren van de gemeente dat plofkrakers zich pas realiseren wat ze hebben gedaan als ze vastzitten. Dan komt er besef en schuldgevoel. Dat wil men veranderen: daarom is er in de gemeentelijke preventieprogramma’s ook plaats voor jonge mannen die nog niet zwaar de fout in zijn gegaan, maar wel in de risicogroep vallen.
Eén van hen, een negentienjarige jongen, loopt met zijn muts op door sportschool The Colosseum Gym. Een grote, zilveren schakelketting hangt over zijn trui met capuchon. Hij is eventjes gestopt met trainen, omdat hij sinds kort drie dagen per week werkt in een restaurant en dat lastig kon combineren met sport. De jongen wil wel vertellen hoe hij de criminaliteit is ingerold. Vanwege zijn privacy wil hij niet dat zijn naam gepubliceerd wordt.
Het begon toen hij een jaar of veertien was, hij raakte verslaafd aan wiet. Hij ontmoette andere jongens en zag dat een aantal van hen „wel veel geld maakte”. Hij stal pakjes sigaretten, telefoons. „Ik had geen zin om te werken, en had geld nodig. En als je het niet gaat doen: je matties zijn daar, toch? Mensen gaan zeggen: waarom durf je dat niet?”
Bij Hamburg, november 2022: plofkraak in bank. Bad Vilbel, vlak bij Frankfurt, mei 2023
Foto’s DPA/Picture Alliance via Getty Images
Op zijn zestiende kwam hij in contact met twee twintigers. Via hen ging hij hasj dealen. Hij verdiende er zo’n duizend euro per week mee. Hij werd agressiever, begon vaak vechtpartijen. Hij verhuisde naar Utrecht en belandde daar uiteindelijk in het programma van de gemeente. Inmiddels heeft hij dus een baan. Toch is het moeilijk. „Een stapje terugzetten naar normale dingen doen is saai, het duurt lang, je verdient veel minder. Ik moet nu vier weken wachten totdat ik geld heb, dan maak ik me helemaal gek in mijn hoofd. Ik wéét dat dit de goede weg is, maar het voelt soms heel anders.”
Toch zet hij door. Zijn boodschap? De criminele wereld is dichtbij, je zit er zo middenin. „Het is echt niet moeilijk. Iedereen kent wel iemand en die kent weer de gekste uit de wijk. Die bellen je voor een klusje. Zo snel kan het gaan.”
Per jaar gaan zo’n 750 mensen na vrijlating uit de gevangenis (weer) wonen in Utrecht. Een deel van hen heeft een plofkraak gepleegd en krijgt intensieve begeleiding, waarbij ook de thuissituatie in beeld wordt gebracht: hebben ze bijvoorbeeld broertjes? Als wijkagenten jonge mannen een aantal keer met de verkeerde groep zien rondhangen, is dat ook een signaal. „Betaald werk is vaak de oplossing”, zegt Mathijs Zwinkels van de gemeente Utrecht. „Maar daarbij moeten we hen helpen. Veel jongens weten helemaal niet wat ze moeten doen als ze bijvoorbeeld machinist willen worden.”
Maar informatie over plofkrakers die in Duitsland vastzitten ontbreekt. Vorig jaar bezocht burgemeester Sharon Dijksma deelstaat Noordrijn-Westfalen. Ze wilde toen al dat Utrecht een overzicht zou krijgen van Nederlandse plofkrakers achter Duitse tralies, zodat haar ambtenaren die groep meteen zouden kunnen bezoeken in het kader van het re-integratieprogramma. Toch is er nog niks veranderd. „Dat vind ik een kwalijke zaak. Op deze manier missen we gewoon de kans om iets te doen wat écht zijn effect heeft op de oplossing van dit probleem.”
Als wijkagenten jonge mannen een aantal keer met de verkeerde groep zien rondhangen, is dat ook een signaal
Ook op het gebied van geldautomaten kan Duitsland nog leren van Nederland, zegt Jos van der Stap, nationaal coördinator overvallen bij de landelijke eenheid van de politie. Van der Stap stelt dat Nederlandse automaten werken met sensoren en lijm, waardoor bij een explosie al het geld aan elkaar plakt en onbruikbaar wordt. Duitse geldautomaten hebben dat systeem nog niet overgenomen. Wel investeerden Duitse banken naar eigen zeggen ruim 300 miljoen euro aan veiligheidsmaatregelen, zoals betere sloten, minder geld in de automaten en verf die biljetten onbruikbaar moet maken.
Volgens politieman Van der Stap is dat niet genoeg. Hij wijst op het percentage plofkraken waarbij geld wordt meegenomen, volgens een berekening van de Nederlandse politie. In Nederland tussen de 0 en 5 procent, in Duitsland tussen de 60 en 70 procent. „Als de kans op een buit groot blijft”, zegt Van der Stap, „zullen de plofkraken in Duitsland niet ophouden.”
Wel zijn Duitse en Nederlandse rechercheurs beter gaan samenwerken in politieonderzoeken naar plofkraken. De samenwerking, die uitmondde in de rechtszaak in Bamberg, begon in 2022. Toen volgden Nederlandse agenten een voertuig waarvan ze vermoedden dat deze was gebruikt tijdens een plofkraak. De auto bleek gestald te worden in een Limburgse garagebox, die in verband werd gebracht met mannen uit de regio Utrecht. Het werd een gezamenlijk onderzoek: bij de arrestaties, vorig jaar januari en september, was zowel Nederlandse als Duitse politie aanwezig.
Het Openbaar Ministerie in Bamberg gaat ervan uit dat de daders een vast patroon volgden. Vanuit de garage zouden ze tussen november 2021 en mei 2022 geldautomaten hebben opgeblazen in heel Duitsland, van de Zuid-Duitse streek Allgäu tot in een Berlijnse buitenwijk. Ze vertrokken vaak vanuit Limburg, met gestolen kentekenplaten, gingen de grens over via de N280 die kort daarna uitmondt in het dichte Duitse snelwegennetwerk.
Het Openbaar Ministerie in Bamberg gaat ervan uit dat de daders een vast patroon volgden
Aanvankelijk zijn voor het proces 76 zittingsdagen gepland. Maar de advocaten van de verdachten zijn er enorm verbolgen over dat ze het enorme dossier pas een dag voor het proces hebben gekregen en dat het te groot was om te downloaden. Ook de rechter heeft daar kritiek op. Er volgt overleg achter gesloten deuren, waarna de rechter besluit: het proces gaat verder in mei.
Volgens de Duitse advocaat Christoph Pawlowski, die een van de verdachten bijstaat, willen Nederland en Duitsland wanhopig een vuist maken in Bamberg. „Ik heb het idee dat ze met deze zaak een statement willen maken, zo van: wij pakken dit keihard aan. Daarom maken ze er zo’n grote zaak van.”
‘Kijk, dit bedoel ik met dat droeftoeterige groen.” Els de Vos wijst naar een plantsoen bij haar in de buurt, Amsterdam-Oost, Watergraafsmeer. „Als ik uit een lange coma zou ontwaken en ik keek naar buiten, wist ik met dit uitzicht niet in welk seizoen ik wakker was geworden, alles groen, alles hetzelfde.”
De Vos pleit al jaren voor diversiteit in de openbare ruimte, zo hebben niet alleen de insecten jaarrond te eten, maar weet je ook in welke maand van het jaar je je bevindt mocht je na een lange periode van afwezigheid de straat weer op gaan. Daarom heeft ze regelmatig gesprekken met de plantsoenendienst van de gemeente Amsterdam en beheert ze samen met een groep vrijwilligers enkele groene zones in haar buurt: ‘Natuur, je beste buur’. Dankzij een project van Landschap Noord-Holland en met steun van de toenmalige beheerder Sportparken Amsterdam Oost kon ze dit idee samen met haar buurvrouw uitwerken.
Die groene zones bevinden zich tussen de sportvelden vlak bij haar huis in de Watergraafsmeer. Je kunt er schaatsen, tennissen, atletieken, jeu-de-boulen, voetballen, hockeyen en honkballen. Er viel op die eentonige vlaktes van ijs, kunstgras, gravel en kortgemaaid voetbalgras weinig te halen voor liefhebbers van de natuur. Maar wat zich ertussen bevond, daar zag De Vos haar kans schoon.
Ze ging met haar buurvrouw folderen in de buurt en dat leverde aardig wat vrijwilligers op. Mensen die er zin in hadden om op zaterdagen de handen uit de mouwen te steken, om bijvoorbeeld stroken Canadese guldenroede te wieden. Die plant is weliswaar mooi, maar hij woekert en er komt niets anders meer tussen. Voor je het weet heb je een monocultuur en hebben de insecten maar één enkele periode van het jaar te eten, om daarna te verhongeren.
Els de Vos (op de foto rechtsonder, linksonder op de bank) en vrijwilligers aan het werk in het bermenparadijs in de Amsterdamse Watergraafsmeer. „Ik ben geen bioloog, geen ecoloog, maar vergeleken met de meeste mensen weet ik aardig wat.”
Foto’s: Simon Lenskens
Plasdrasveldjes en paddenpoelen
„Het begon met die phacelia”, zegt De Vos, „een Amerikaanse plant met paarse bloemetjes. Goed voor de bijen en de hommels, hoor, begrijp me niet verkeerd, maar ik heb er een tyfushekel aan.” Ze verontschuldigt zich voor haar taalgebruik en wijt het aan haar Amsterdamse roots. „Ik heb het recht een hekel te hebben aan bepaalde planten en die phacelia is er een van. Hij stond overal en je zag natuurlijk wel vlinders en bijen, maar toen er een paar keer verkeerd werd beheerd door de gemeente – doen ze nooit, hoor, verkeerd beheren, echt nooit – veranderde het stuk grond in een grasveld vol brandnetels en drek. Zo begon ik in 2005 ‘Natuur, je beste buur’.”
Door haar inspanningen veranderden de randen langs de sportvelden langzaamaan in een walhalla voor insecten, amfibieën, zoogdieren en vogels. Er werden vlakkere walkanten aangelegd zodat pulletjes het water uit konden klauteren, er kwamen plasdrasveldjes, paddenpoelen, ijsvogelwanden, uittreedplaatsen voor kikkers, padden en salamanders, vleermuiskasten en honderdvijftig vogelnestkastjes. En als klap op de vuurpijl werd daar in 2012 de Vlinderidylle aan toegevoegd, een strook van 200 meter berm langs een voetbalveld waar hommels, bijen en vlinders het hele jaar verzekerd zijn van voedsel. Alles wat niet inheems was moest van De Vos wijken voor oorspronkelijke planten. Dus weg phacelia en Canadese guldenroede, welkom ossentong, winterakonietjes, dovenetel, hondsdraf en speenkruid.
„Ik zag dit jaar in februari al de eerste vlinder en dan is het wel handig als er iets te eten is. Krokussen bijvoorbeeld, en dan niet die giftige uit de tuincentra, maar de biologische, anders vallen ze er na hun eerste maaltijd al direct dood bij neer. Dan denkt zo’n metselbij aan het einde van de winter: ‘Hé, het zonnetje schijnt, lekker, ik vlieg maar eens naar buiten’, en dan is het meteen einde verhaal. In de Vlinderidylle staat dus altijd wel iets in bloei en hoeven insecten geen kilometers te vliegen voor hun ontbijt.”
Even obsen
De vlinderidylle was ooit een initiatief van de Vlinderstichting. Er zijn veel meer van die idylles in Nederland, maar De Vos wilde er per se een beheren voor Amsterdam. Ze voegde die idylle toe aan haar eigen project en al die inspanningen leverden haar uiteindelijk een primeur op: ze zag daar, in haar bermenparadijs, het eerste scheefbloemwitje van de Watergraafsmeer, een vlindertje dat oprukt uit het zuiden maar dat nog altijd een zeldzaamheid is. De vlinderstand is in haar buurt op enkele plaatsen vervijfhonderdvoudigd, zoals in de plantsoenen rond haar huis waar ze een nulmeting deed vlak voordat de uitheemse groene struiken werden ingewisseld voor inheemse planten.
Tussen 1 april en 1 oktober tellen vrijwilligers wekelijks het aantal soorten op dagen dat het kwik boven de 15 graden Celsius uitstijgt, het niet regent en het niet harder waait dan windkracht vier. Die tellingen lieten eerst een spectaculaire stijging zien, maar inmiddels is sprake van achteruitgang en lopen de aantallen net als op andere plaatsen in Nederland terug.
De Vos zet haar fiets bij het begin van de Vlinderidylle neer. De grasvelden van de voetbalclub liggen monotoon tegen de ontkiemende bermen aan. Over drie dagen begint ze hier met vrijwilligers aan een nieuw natuurseizoen. Her en der vist ze een stukje plastic uit de border. „Ik vond ook een keer een briefje van vijftig tussen de planten. Dat heb ik maar als een eenmalige donatie beschouwd.”
Foto’s: Simon Lenskens
Ze pakt een paar doorzichtige potjes uit haar fietstas en draait de dopjes er alvast vanaf. Ze vangt er insecten mee die ze niet goed kan thuisbrengen. Eenmaal in het potje maakt ze er een foto van en stuurt die naar de ObsIdentify-app op haar telefoon, waarna de soortnaam onmiddellijk op het scherm verschijnt. Ze heeft er zelfs al een werkwoord voor bedacht: even obsen. „Ik ben geen bioloog, geen ecoloog, ik weet weinig, maar vergeleken met de meeste mensen weet ik aardig wat.”
Ze tilt het blad van een dovenetel op om op zoek te gaan naar haar lieveling: de dovenetelgraafwants. Die laat zich wel zien, maar niet vangen. Dus verder maar, langs ereprijs en smeerwortel, met boven in de takken de vink, de tjiftjaf en de pimpelmees. Er komt een metselbij langs gevlogen en op een rietstengel zit een grote schietmot. De Vos ziet en hoort alles.
„Kijk nou, er zit hier een beestje waarvan ik werkelijk niet weet wat het is.” Ze bukt en wijst en passant naar wat kruipende soldaatjes. Ze houdt het doorzichtige buisje onder een blad en laat het onbekende insect erin vallen. Het betreft een vliegje met korte antennes. „Ik denk een rouwvlieg, nu ik hem goed bekijk, maar ik wil het zeker weten, even obsen, dus.” Ze stuurt een foto naar de app: 99 procent zekerheid dat dit een vroege rouwvlieg is. De Vos zet hem terug op het blad van een koekoeksbloem en wijst naar een hooiwagen en naar een brandnetelblad dat is omgekruld. Daar zit iets in verborgen, en als je zorgvuldiger kijkt zie je overal blaadjes van brandnetels die zijn dichtgevouwen omdat ze eitjes of iets anders herbergen.
Foto’s: Simon Lenskens
Een beetje doorlopen
Els de Vos stopt om de haverklap met lopen, om zich te verwonderen, te verlekkeren, en de tijd te vergeten. En dan te bedenken dat er met regelmaat een bal in wordt getrapt, maar dat vindt ze niet erg. Die toeschouwers staan daar voor het voetbal, maar als ze zich omdraaien zien ze vlinders en bijen en als ze geluk hebben een duikende ijsvogel. Haar man zegt regelmatig tegen haar: „Els, je kunt ook gewoon een beetje doorlopen.” Maar dat kan ze nu juist niet. Ze staat overal stil. Haar man kort fietstochten op voorhand in om te voorkomen dat ze aan het einde van de dag in het donker verdwalen.
„Blijf zitten, vriend”. Ze is alweer gestopt met lopen. Ze praat tegen een blinde bij, die schichtig heen en weer vliegt. Ze vertelt dat de blinde bij geen bij is maar een vlieg. Ze weet meer dan ze doet voorkomen. Ze wijst naar een viltvlekzandbij, naar een zwartgerande tuinslak en daarna naar een kikker zo groot dat het wel een uitheemse soort lijkt. Voor de zekerheid wordt hij ge-obst, het blijkt toch een gewone groene kikker te zijn, maar dan wel de grootste soort: de meerkikker.
Het rafelrandje natuur biedt houvast aan ongeziene dieren. Zoveel soorten als er verscholen zitten op een plek die doorgaans wordt bezocht door mensen die enkel oog hebben voor een bal. Tegen het einde van de tocht begint het zachtjes te regenen. De insecten trekken zich onder de bladeren terug. „Holy shit, blijf zitten jij.” Ze richt haar camera opnieuw op de dovenetelgraafwants, maar weer is ze te laat. Het zevenstippelig lieveheersbeestje laat zich wel fotograferen en ook de spin die is gevangen door een spin. Tweehonderd meter is kort als het gaat om een sprintje over het voetbalveld, maar duurt aangenaam lang aan de hand van Els de Vos.