Alles jengelt om een clou in zwart-witland


Stephan Sanders

De oude schoolvriend uit Twente bij mij op bezoek. Hij woont daar, ik ben al heel lang ex-Tukker. Nostalgie dreigt. Lopend door de Amsterdamse Pijp wijs ik hem op een oud adresje, waar ik ooit bivakkeerde. Driehoog achter, zoals dat hoorde wanneer je in de grote stad ging studeren. Geen warm water en ook geen douche. Twee keer per week naar het badhuis op de Albert Cuyp. Twaalf douchebaden, twee kuipbaden: de mannen gelijkvloers, de vrouwen op de eerste verdieping.

De Twentse vriend luistert geïnteresseerd, maar ik moet vooral mezelf overtuigen. Feit: het badhuis sloot in 1988, het gebouw huisvest nu een trendy restaurant-bar, ‘met Spaanse en Latijns Amerikaanse gerechten en tapas’.

Heb ik dat verleden meegemaakt? Juist door er met smaak over te vertellen, loopt het bij je weg. De geleefde ervaring is vervangen door de anekdote en die heeft een clou nodig. Anekdotes vragen ook om ruime glazen, waar de wijn in kan walsen. Daarin kan dat verleden mooi verzuipen

In een lange reportage in deze krant wordt het verhaal verteld van een groep leerlingen, die van 1961 tot 1967 bij elkaar in de klas zaten op de School voor Christelijk Volksonderwijs in Monnickendam. Een generatie net acht jaar ouder dan ikzelf. Maar de dorpse sfeer verschilde niet veel van die in Twente.

De onderwijzer die rookte in de klas. Caballero. ‘Zonder filter’ vul ik aan, want ik had zelf ook zo’n onderwijzer. Kinderen met namen als Riet en Hanneke en Theo en Jan: allemaal wit. Allemaal blank, zeiden ze toen. Zei ik ook.

Had de bovenmeester zin in koffie ‘dan ging er een leerling naar zijn vrouw thuis, en wat zo wonderlijk was, die vrouw was zwart. Niet wat je noemt zwart-zwart, maar toch. Zwart. Zulke mensen zag je niet in Monnickendam (-). Kwam ze uit Venezuela? De Antillen? Suriname?’

Auteur Jannetje Koelewijn heeft hier tamelijk precies de verwondering beschreven die tot diep in de jaren zestig rond etnisch verschil hing, vooral in dorpen. Er was onwetendheid in overvloed, maar die was niet per se agressief. Ik had in Twente ‘gewoon een kleurtje’ en niemand wist precies wat-ie daarmee aan moest, ikzelf incluis, want er zat geen verhaal aan vast; geen gekleurde vader of moeder, laat staan een echt ander land.

Hoe moet je zo’n breekbare herinnering bewaren in de tegenwoordige tijd nu Black Lives Matter botst met White Lives Matter? Alles jengelt om een clou. De argeloosheid heeft het platteland verlaten, de stad lijkt ruimer van begrip.

Met terugwerkende kracht moet ik de neiging onderdrukken een stevige, racistische anekdote toe te voegen aan die Twentse jeugd van me.

Stephan Sanders schrijft elke maandag op deze plek een column.