Academische ziekenhuizen oneens over kinderhartcentra, kabinet moet besluit nemen

Zorg Het kabinet moet besluiten op welke twee plekken de kinderhartcentra openblijven. Academische ziekenhuizen kregen tot volgende week de tijd om daarover een besluit te nemen, maar ze zijn er onderling niet uitgekomen.

Ernst Kuipers moet de knoop doorhakken over de kinderhartcentra.
Ernst Kuipers moet de knoop doorhakken over de kinderhartcentra.

Foto Bart Maat/ANP

De universitaire ziekenhuizen zijn het niet eens geworden over de vraag op welke twee locaties de kinderhartcentra openblijven en waar deze moeten sluiten. Daarom laten ze het besluit aan minister Ernst Kuipers (Volksgezondheid, D66), die de ziekenhuizen tot volgende week woensdag de tijd had gegeven om met een oplossing te komen. Vanwege botsende standpunten over het vraagstuk komt er echter geen „door de leden gedragen voorstel” en is het nu alsnog aan de minister, zo heeft de vertegenwoordigende Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra donderdag laten weten.


Lees ook: Strijd over sluiten hartcentra: zijn kinderen de dupe?

Kuipers wilde dat de academische ziekenhuizen zouden bepalen welke twee ziekenhuizen voortaan operaties blijven uitvoeren bij patiënten met een aangeboren hartafwijking en welke daarmee moeten stoppen. Op dit moment zijn er vier centra (op vijf locaties) waar dat soort operaties worden uitgevoerd: Utrecht, Groningen, Rotterdam, Leiden en Amsterdam. Dat zijn volgens de minister te veel plekken voor te weinig patiënten. Omdat behandelteams de operaties vaak genoeg moeten blijven uitvoeren om de kwaliteit daarvan hoog te houden, wil het kabinet het aantal centra terugbrengen tot twee.

Politiek besluit

Hugo de Jonge, Kuipers’ voorganger als minister van Zorg, besloot twee jaar geleden dat de operaties door zullen gaan in Rotterdam en Utrecht. Dat zou betekenen dat de centra in Leiden, Groningen en Amsterdam moesten stoppen, maar de ziekenhuizen kwamen daartegen in verweer. Daarop besloot Kuipers een onderzoek in te stellen door de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa). Die adviseerde de minister nog „geen onomkeerbaar” besluit te nemen over de kinderhartcentra, maar eerst met een breder plan te komen. De NZa voorzag risico’s voor patiënten en zorgpersoneel.

Kuipers legde het NZa-advies naast zich neer, onder meer omdat de door de autoriteit voorgestelde route in zijn ogen te tijdrovend zou zijn. Volgens de minister zou de huidige situatie „te kwetsbaar” zijn „om die langere tijd te laten voortbestaan”. Voor Kuipers toetrad tot het kabinet, was hij jarenlang bestuurder van één van de ziekenhuizen in kwestie, het Erasmus MC.

De discussie over opereren in minder centra vanwege aangeboren hartafwijkingen speelt al dertig jaar in Nederland. Jaarlijks worden er zo’n 1.400 kinderen met zo’n aandoening geboren. Zij zijn afhankelijk van gespecialiseerde artsen. Hoe vaker die de operaties uitvoeren, des te groter de kans van slagen voor de patiënt. In de huidige situatie krijgen de artsen te weinig mogelijkheden om vaak genoeg te opereren aan zeer zeldzame afwijkingen, vindt het kabinet.