Brussel hoopvol over behalen CO2-reductiedoelen in 2030, maar echt schone industrie nog ver weg

Het gaat zo slecht nog niet met het behalen van de groene doelstellingen, vindt de Europese Commissie. Een analyse van de nationale klimaatplannen wijst uit dat Europa de „achterstand inloopt”. Het emissiereductiedoel voor 2030 lijkt daarmee in zicht te komen, aldus de Commissie. Ook koerst Europa langzaam af op een aandeel van 42,5 procent hernieuwbare energie.

De beoordeling van de tienjaarplannen (2021-2030) van de EU-landen volgt na een berisping van de Commissie in december 2023, waarbij Brussel de lidstaten opriep tot het indienen van scherpere klimaatplannen. De verwachting destijds was dat de som van de nationale plannen slechts een broeikasgasreductie van 51 procent zou opleveren in 2030. Door de scherpere plannen is dat nu bijgesteld naar 54 procent, nog slechts één procentpunt verwijderd van de doelstelling van 55 procent, aldus de Commissie woensdag. Maar, zo waarschuwt Brussel, die doelstelling wordt alleen bereikt als de lidstaten alle bestaande en geplande nationale maatregelen en het EU-beleid „volledig implementeren”. De ambitie was overigens vijf jaar geleden nog om een broeikasreductie van 60 procent te bereiken.

Eurocommissaris Dan Jørgensen, verantwoordelijk voor energie en huisvesting, noemt de resultaten „overwegend goed nieuws”. „Er zijn redenen tot trots, maar we kunnen nog niet tevreden zijn.” Jørgensen zei dat de drie doelen van het energiebeleid van de EU van groot belang belang blijven: „Zekerheid en energieonafhankelijkheid, lagere energieprijzen en het bestrijden van klimaatverandering.”

Het behalen van de 2030-doelen is de eerste belangrijke graadmeter op weg naar de belofte om in 2050 CO2-neutraal te zijn, en aanzienlijk minder afhankelijk van fossiele brandstoffen. De Europese Commissie benadrukt dat het „in de huidige geopolitieke context” belangrijk is dat de EU haar klimaatverbintenissen nakomt.

Die conclusie is wellicht ietwat voorbarig te noemen. De plannen van vier EU-lidstaten ontbreken in de beoordeling. Polen (het op zes na grootste EU-land), België en Estland lieten verstek gaan bij het indienen van hun definitieve klimaatplan, en moeten dit zo snel mogelijk alsnog doen. De Commissie werkt nog aan het definitieve plan van Slowakije, dat halverwege vorige maand werd ingediend.

Minder uitstoot, vijf lidstaten lopen achter

Er is daarnaast sprake van „ambitieverschillen” tussen sectoren en lidstaten – al noemt de Commissie geen landen en rugnummers. De uitstoot van sectoren die onder de ESR (Effort Sharing Regulation) vallen – zoals transport, gebouwen, landbouw, kleine industrie en afval – daalt naar verwachting met 38 procent tegen 2030, ten opzichte van de niveaus in 2005 en afgezet tegen een 40 procent-doelstelling. Vijf lidstaten moeten „meer actie” nemen op dit terrein.

Een andere pijler uit het zogenoemde ‘Fit for 55’-pakket – zoals de reeks wetten om de broeikasgasemissies in de EU uiterlijk in 2030 met minstens 55 procent te verminderen ook wel bekend staat – betreft de reductie en ‘koolstofverwijdering’ in de sector landgebruik en bosbouw. Slechts negen EU-landen verwachten op dit vlak hun doelen te dalen. Het gaat hier om de zogenoemde ‘no debit’-regel, waarbij de CO2-emissies van landgebruik en bosbouw worden uitgevlakt door een vergelijkbare opname van CO2 uit de lucht. Hierbij is nog altijd sprake van een fors tekort. Europa moet dus inzetten op meer bomen.

Op het gebied van hernieuwbare energie ligt het EU-doel van 42,5 procent voor 2030 binnen bereik, onder meer doordat hernieuwbare energieprojecten worden gestimuleerd. Maar, stelt de Commissie, er zijn „dringende maatregelen” nodig om tot „concrete resultaten” te komen. Er is nog altijd sprake van een ambitiekloof van 1,5 procentpunt. Als het gaat om energie-efficiëntie moet het eindverbruik volgens de Commissie omlaag. De nationale plannen schrijven een vermindering voor van het eindgebruik met ruim 8 procent – terwijl het EU-doel bijna 4 procentpunt hoger ligt. „Een aanzienlijke kloof”, aldus Eurocommissaris Jørgensen. „Om dit te verbeteren zijn – naast de bestaande wetgeving en initiatieven – onze plannen over elektrificatie en over verwarming en koeling, die later komen, heel belangrijk.”

Elektriciteitsnetwerk

Hoewel de nationale plannen een versterkte energiezekerheid laten zien – door verminderde afhankelijkheid van gas en diversificatie van energiebronnen – zijn er volgens Brussel „specifiekere plannen en aanzienlijke infrastructuurupgrades” nodig om de transitie verder te ondersteunen en zo het hoofd te kunnen bieden aan klimaatverandering en cyberdreigingen. Daarbij moeten grensoverschrijdende elektriciteitsverbindingen worden verbeterd en marktbelemmeringen voor dienstverleners worden weggenomen.

Veel nationale plannen missen daarnaast nog specifieke onderdelen om schone technologie en energie-intensieve industrieën te ondersteunen. De Clean Industrial Deal, het grote industrieplan van Brussel, moet lidstaten helpen om het concurrerend vermogen van Europa te gaan versterken.

Kanttekeningen daargelaten, ziet de Commissie in de beoordeling van de plannen een „solide basis” voor de gesprekken over het vaststellen van de klimaatdoelstellingen voor 2040. Die hebben inmiddels enkele maanden vertraging opgelopen en liggen politiek gevoelig. Brussel besluit de samenwerking met de lidstaten „te intensiveren”.


Lees ook

Lees ook Hoekstra onder vuur: Brussel draalt met vaststellen klimaatdoelen 2040

 Foto Mads Claus Rasmussen/EPA