‘Geen zorgen”, roept Helena Van de Casteele (13) de zaal in. „We worden niet écht vermoord!” Het is vrijdagmiddag 3 mei; de zeskoppige kindercast van Medea’s kinderen, het nieuwste theaterwerk van Milo Rau, maakt zich klaar voor de doorloop. In de verder lege zaal van NTGent Minnemeers in Gent hebben de kleine acteurs een volwassene gespot die hen niet bekend voorkomt. Een journalist van de Nederlandse pers, heeft spelcoach (en acteur in de alternatieve cast) Peter Seynaeve ze uitgelegd: „Zij komt zondag Milo interviewen en kijkt nu vast even mee.”
Opdat die journalist straks niet getraumatiseerd huiswaarts terugkeert, melden verschillende kinderen barmhartig dat de moorden die ze straks zal zien maar spel zijn. „Niet verklappen!”, sist Elias Maes (11). Maar een spoiler kun je het niet noemen, vinden de anderen. „Iedereen weet toch dat we niet echt sterven.”
Bovendien weten kaartjeskopers voor Medea’s kinderen waar ze aan toe zijn. Op de website wordt vermeld dat in het stuk de Griekse kindermoordtragedie Medea wordt verweven met een waargebeurde Belgische strafzaak van een moeder (‘Amandine’) die haar vijf jonge kinderen thuis om het leven bracht. En dan is er nog de disclaimer, die waarschuwt voor „scènes die rechtstreeks of onrechtstreeks verwijzen naar zelfmoord, kindermoord en pedofilie”.
En toch konden alle waarschuwingen op de site en de geruststellingen van de kinderen voornoemde journalist (ondergetekende) niet voorbereiden op het moment dat Juliette Debackere (9) in het kleine huisje op het podium wordt meegenomen. Op het minutenlange gekrijs, gehijg en gestik dat daarop volgt; of de bijbehorende (vooraf opgenomen) grafische beelden op het grote scherm. Wanneer indaalt dat op deze eerste horrordood nog vier zullen volgen, zie ik me genoodzaakt iets te doen wat ik nog nooit vóór het eind van een voorstelling heb gedaan.
Ik verlaat de zaal.
Makkelijk voor de kinderen
„Thank you”, lacht regisseur Rau wanneer ik hem de zondag erop hierover vertel. De moordscène is technisch en dramaturgisch heel veeleisend, legt hij uit. Maar complexer nog dan die praktische kant, erkent Rau, is het immense verschil tussen het publiek en de kindercast wanneer het aankomt op de beleving van dit soort heftige scènes. „Van Five easy pieces [een voorstelling die Rau in 2016 maakte over de zaak Dutroux, red.] en andere keren dat ik met kinderen heb gewerkt, weet ik: het is heel makkelijk om te doen, en heel moeilijk om naar te kijken. Op een emotioneel niveau zijn deze scènes voor de kinderen het leukst. Ze zijn er gek op. Tegelijkertijd hebben ze een enórme impact op het publiek.”
Ironisch genoeg kan Rau zelf slecht tegen bloed. Bij de moordscène moet ook hij soms wegkijken. Toch maakt hij naar eigen zeggen behoorlijk veel stukken die „vrij gewelddadig” zijn. Waarom eigenlijk? Rau herinnert zich hoe hij op achttienjarige leeftijd Salò, or the 120 Days of Sodom zag, van de Italiaanse regisseur Pasolini – een film vol afgrijselijke martelingen. „Toen ik de bioscoop uitliep dacht ik: waarom zou ik dit moeten kijken, in een bioscoop op een zondagmorgen? En mijn antwoord was: omdat dit echt gebeurt. Voortdurend, overal worden mensen gemarteld en vermoord. En we duwen het zo graag weg om in een veilig bubbeltje te leven.”
Theater is juist een plek om even bij gruwelen stil te staan, vindt Rau. Om ze te bevragen en verwerken; hevige emoties te ervaren en dan gereinigd naar buiten te komen. Catharsis. Daarbij is het wel zoeken naar een balans. Is iets gewoon extreem gewelddadig, of ontstaat er uiteindelijk een diepere betekenis?
Lovende recensies
Getuige de lovende recensies geldt voor Medea’s kinderen dat laatste. Het stuk zet toeschouwers aan het denken: over het gevaar dat schuil kan gaan achter de deuren van huiselijke huisjes, bijvoorbeeld. Of de onafwendbare neiging van jonge generaties om dezelfde fouten te begaan als hun voorgangers. In de voorstelling spelen de kinderen een groepje kindacteurs dat staat te popelen om de verhalen van Medea en Amandine na te spelen. Ze kennen de gruwelijke afloop. Toch smeken ze: laat het ons nog één keer overdoen.
Al die lagen doen duizelen, tot het punt dat toeschouwers zich oprechte zorgen kunnen maken over de kinderen op het toneel. En zo voelen zíj soms de behoefte om hun volwassen kijkers gerust te stellen: rustig maar, we doen alsof. „Dat is agency”, vindt Rau. „Ik herinner me hoe in Five Easy Pieces de kinderen de afschuwelijkste dingen deden, en ondertussen met één oog het publiek in de gaten hielden: staan ze al doodsangsten uit?”
Het gesprek met Rau loopt af tijdens een kort rustmoment voor de kinderen, die tussen de repetities door de schouwburg dralen. Daar lopen Van de Casteele en Debackere tot hun grote vermaak de journalist tegen het lijf die zich vrijdag plots naar de uitgang haastte.
Kinderpsychologen
„Ik snap het wel hoor”, sust Helena Van de Casteele. „Mijn moeder kan er ook niet naar kijken.” „De mijne ook niet”, vult Debackere haar snel aan. „En mijn ouders kijken de gruwelijkste maffiaseries, waar ze elkaars koppen eraf schieten!” De meisjes vertellen levendig over de dag dat ze hun eigen gruwelijke beelden opnamen voor Medea’s kinderen: hoe het nepbloed van suiker is gemaakt, en hoe vreemd het voelt wanneer dat plakkerige goedje langs je hals naar beneden stroomt. Debackere had de scène opnieuw moeten doen omdat ze er zo van moest lachen. Giechelend: „Het kietelde.”
Voor Debackere waren er de afgelopen weken ook minder goedlachse momenten. Met haar broer zocht ze een foto op van de vrouw wier rechtszaak Rau inspireerde; daar lag ze een week wakker van. Maar met die angsten kon ze terecht bij de psychologen die bij de productie betrokken zijn, en ook haar basisschooljuf had een tip: elke avond voor het slapengaan aan vijf leuke dingen denken.
Debackere slaapt sindsdien weer als een roosje. Maar de volwassenen journalist die haar ijzingwekkende performance gadesloeg? Nee – die niet.