Column | Het vrije woord moet gedoe opleveren

‘Als je in de vrijheid van het woord gelooft…” Heerlijk, half zinnetje, dat ik meteen wil onderschrijven: ja, ik geloof. Ik geloof in de vrijheid van het woord. Het komt uit de mond van Salman Rushdie, tijdens het interview met hem afgelopen zaterdag in deze krant.

Er zijn weinig mensen die zoiets kunnen zeggen zonder volmaakt gratuit te klinken, maar Rushdie heeft recht van spreken, want sinds De Duivelsverzen (1988) ligt de auteur in de vuurlinie van het debat over het vrije woord. En die vuurlinie moet je zo letterlijk mogelijk nemen.

De herdenkingsdagen komen eraan, 4 en 5 mei, er is weer een Eurovisie Songfestival aanstaande, en al die evenementen zullen wel doorgang vinden, maar de vraag is: hoeveel protest zal het genereren, hoeveel ‘vrije woorden’ zullen er gesproken of geschreeuwd worden onder dekking van het demonstratierecht?

Over een eventuele boycot van het Eurovisie Songfestival kan ik kort zijn: dat lijkt me een gewichtiger zaak waardig. Maar rechtvaardigt de situatie in Gaza het doorbreken van de twee minuten stilte tijdens de Nationale Dodenherdenking? Die ‘vrije woorden’ hebben de neiging overal naar toe te fladderen, en des te luider te klinken als het protocol stilzwijgen voorschrijft. In die situatie ondermijnt elk protestwoord, hoe welgemeend ook, precies het doel van de samenkomst: het land dat één keer per jaar collectief zijn adem inhoudt en de woorden inslikt. Wie dan schreeuwend demonstreert, tast doelbewust de vrijheid aan van al die zwijgende mensen, die óók demonstreren, en wel woordeloos.

Er bestaat dus een vrijheid die andermans vrijheid schaadt, en zelfs geheel teniet doet. „Als je in de vrijheid van het woord gelooft…” Dan begint het gedonder pas echt goed. Het Rusland van Poetin kent het probleem niet, noch het Iran van de ayatollahs of het regime van Hamas. Dat Israël in de internationale pers steeds heviger wordt bekritiseerd, is ook omdat het land zich vaag nog iets herinnert van het vrijheidsprobleem. Democratie is niet gratis, geen erespeldje dat je naar believen op en af kan doen.

Als je in de vrijheid van het woord gelooft, dan moet je concluderen dat die vrijheid niet absoluut is en altijd afgewogen moet worden tegen andere vrijheden.

De Damschreeuwer slaakte in 2010 op 4 mei, tussen 20.00 uur en 20.02 uur een lange, luide kreet. Hij stierf daarna niet, maar werd later wel veroordeeld tot een half jaar cel. Daar kwamen verschillende rechters aan te pas, tot de Hoge Raad aan toe.

„Als je in de vrijheid van het woord gelooft…” Dan geloof je dat er altijd gedoe moet zijn vanwege dat vrije woord, meningsverschil, twist. Dat is de graadmeter.

En eens per jaar dus stilte.

Stephan Sanders schrijft elke maandag op deze plek een column.