Een Britse schrijfster raakte in de ban van een verdreven Afrikaans volk en hun taal

Recensie

Boeken

Antropologie De Britse schrijfster Julia Blackburn werd gegrepen door de uitgestorven taal van een Afrikaans San-volk. Ze reisde naar hun woongebied, de Karoo, tot corona toesloeg. Het resultaat is een frappant boek.

Dia!kwain, Han/Kass’o en Nanni, Uma, Tamme, Da
Dia!kwain, Han/Kass’o en Nanni, Uma, Tamme, Da

Foto’s uit besproken boek, ongedateerd

In 1974 stuitte Julia Blackburn in een Londense bibliotheek op een etnografisch werk dat haar direct onweerstaanbaar aantrok. Ze nam het mee en verlengde de leentermijn keer op keer, tot ze het uiteindelijk vier jaar lang in huis had. Ze ging met het boek leven, zo intens dat ‘sommige teksten zich begonnen te vermengen met mijn eigen herinneringen en ervaringen’. Bijna een halve eeuw later heeft ze eindelijk verwerkt wat ze las. In een eigen boek.

Het geschrift dat zo’n indruk maakte op Blackburn was Specimens of Bushman Folklore (1911) van de Duitse taalkundige Wilhelm Bleek (1827-1875) en zijn medewerker en schoonzus Lucy Lloyd (1834-1914). Bleek was een kenner van de talen van de San in zuidelijk Afrika, die koloniaal werden aangeduid als ‘bosjesmensen’. Samen met Lloyd verzamelde hij een grote hoeveelheid mythes, levenswijsheden en herinneringen van de /Xam, een San-volk dat onder de voet werd gelopen door de kolonisten en van wie de taal nu is uitgestorven.

Veel zegslieden van de twee waren arrestanten of gevangenen, /Xam die door het koloniale gezag waren gearresteerd wegens diefstal, meestal van vee. Het volk van jagers en verzamelaars werd, onderworpen en gedecimeerd, tot honger gedreven in hun leefgebied de Karoo, een droge, hete streek ten noorden van Kaapstad. De naam is een verbastering van het woord !’Aukarob, of ‘hard veld’. De semi-woestijn was lang een barrière voor kolonisten, maar vanaf de achttiende eeuw kwamen Trekboers het gebied binnen.

Het werd Blackburns droom, of obsessie, om naar de Karoo te reizen en echo’s op te vangen van de verdreven /Xam. Niet uit antropologisch ramptoerisme: de romancier Blackburn (1948) had toen al non-fictie boeken geschreven over de Australische Aborigines (The White Men, 1979), natuurbeheer en reizen. Haar stijl is, in fictie en non-fictie, persoonlijk, impressionistisch en evocatief.

Dat werkt heel goed in dit indrukwekkende, wonderlijke boek. In een losse, door de tijd springende dagboekvorm onderzoekt Blackburn haar fascinatie met de /Xam, de intensieve samenwerking van Bleek en Lloyd en haar eigen mijmeringen in corona-isolement tijdens het schrijven aan dit boek. Lucy Lloyd overleefde haar zwager, redigeerde Specimens of Bushmen Folklore en bleef zich inzetten voor de cultuur van de San-volken, in 1913 kreeg ze een eredoctoraat van de universiteit van Kaapstad. Blackburn verweeft die biografie met een persoonlijk verslag van haar eigen reis naar Zuid-Afrika en de Karoo in 2020, die abrupt moet worden afgebroken door het begin van de pandemie; haar kinderen sturen paniekerige berichtjes waar ze uithangt.

Stilgezette tijd

Dromen van de Karoo is dus allesbehalve een standaard reisverslag, eerder een meditatie over een andere wereld, herinnering, tijd en taal. Maar Blackburn gaat niet voor haar onderwerp staan. In het boek klinken nadrukkelijk de stemmen van de /Xam, nog eens versterkt door het vacuüm waarin de auteur door corona belandt. Het is alsof de tijd is stilgezet om hen en hun taal tot leven te roepen. Zo is dit boek een waar droomboek geworden, wat overigens wat duidelijker zit in de Engelse titel, Dreaming the Karoo. Blackburn droomt niet alleen ván de Karoo, ze droomt de Karoo tevoorschijn.

Dat doet ze met ontzag voor de feiten, haar relaas is geen vermenging van fictie en non-fictie, en zonder romantische toe-eigening. Blackburn maakt plaats voor de /Xam zelf, die ze uitgebreid citeert uit het omvangrijke werk van Bleek en Lloyd. Soms zijn het cryptische, vaker heel aardse vertellingen, spreuken en wijsheden over hun leven onder de hemel van de Karoo, tussen dieren, planten en rotsen. En over hun verbijsterde confrontatie met de witte nieuwkomers uit het zuiden. Een pregnante /Xam-ontboezeming over hen is deze: ‘Het is de vraag of we die mensen aan het huilen kunnen maken zoals wij, omdat ze niet lijken te begrijpen dat wij mensen zijn.’

Achter die verzuchting schuilt een wereld van pijn en verlies. Het geweld tegen de ‘bosjesmensen’ was genadeloos, vaak als vergelding voor het stelen van een rund. Zoals een van hen het tegen Bleek en Lloyd kernachtig samenvatte: ‘De Nederlander is verdorven, de Bosjesman is klein. De Nederlander heeft vee. De Bosjesmannen hebben geen vee. De Bosjesmannen pakken het vee van de Nederlanders af. De Nederlanders zoeken hun vee.’ Soms citeert Blackburn passages in de /Xam-taal, zoals: tchuen ta ku, //kwan ha oa e !ké, een spreuk die erop neerkomt dat alles wat bestaat, ook stenen en rotsen, ooit een mens was en verdient om met respect te worden behandeld.

Confronterende foto’s

De zeggingskracht van die citaten wordt versterkt door een reeks confronterende foto’s in het boek. We zien mannen en vrouwen tegen een donkere achtergrond die de lezer zwijgend aankijken. Met hun namen: //Kabbo, /A!kunta, !kweiten-ta//ken, Tamme , een kind, en Dia!kwain, een man gestoken in Europees pak en met pijp. Blackburn gaat als het ware postuum met hen in gesprek, zoals ze in dit boek, in corona-isolement, ook in zichzelf praat en met haar naasten.

Het ongemakkelijke van veel literaire reisverslagen over inheemse volken is dat de auteur zelf er vaak, ondanks een rugzak vol empathie, indringender uit naar voren komt dan de mensen die hij of zij ontmoet. Het knappe van Blackburns associatieve, niet-cerebrale proza is dat ze de /Xam, die ze niet meer kan ontmoeten, opmerkelijk dichtbij weet te brengen, met hun eigen stem en zonder de culturele en historische afstand tot hen weg te poetsen. Ze raken je in hun ongrijpbare autonomie, voorbij de eendimensionale clichés over ‘natuurvolken’ die hoogtij vieren in succesfilms als Avatar.

Dat getuigt van betrokkenheid en inlevigsvermogen. Dromen van de Karoo is ook niet de zoveelste aanklacht tegen het imperialisme en geen catalogus van koloniale gruwelen. Maar juist omdat Blackburn de /Xam niet inlijft als poster people, staart het historische onrecht dat hen is aangedaan je recht in het gezicht.

In een ‘Naschrift’ vermeldt Blackburn dat het belangrijke archief van Bleek en Lloyd, van onschatbare waarde voor kennis van de San-cultuur, gespaard bleef bij een verwoestende brand op de campus van de universiteit van Kaapstad. Een groot deel van de Afrika-afdeling – die ruim 60.000 boeken, 20.000 audio-opnames en 3.000 films omvat – werd beschadigd. De collectie van Bleek en Lloyd, in de kelder opgeslagen, bleek veilig achter branddeuren. Zo ontsnapte de wereld van de /Xam ternauwernood aan een tweede vernietiging. Met Dromen van de Karoo heeft ook Blackburn een bijdrage geleverd aan dat behoud.