Duurzame teelt levert boeren minder geld op

Ecologie Door land minder intensief te bewerken, neemt de biodiversiteit toe. Maar dan levert dit per hectare wel minder geld op.

Zonnebloem is het meest verbouwde oliezaadgewas in Europa.
Zonnebloem is het meest verbouwde oliezaadgewas in Europa. Foto Filip Singer/EPA

Duurzamere teelt van zonnebloemen, in combinatie met gras, levert de boer financieel minder op dan de gangbare teelt. Dat blijkt uit een Europees onderzoek dat deze week is gepubliceerd in PNAS. Een omschakeling naar duurzame landbouw, met meer biodiversiteit, vraagt om extra financiële ondersteuning van boeren, zo concluderen de onderzoekers.

„Willen we als maatschappij duurzame landbouw echt een zet geven, dan zullen we er voor de boeren geld bovenop moeten leggen”, zegt David Kleijn, hoogleraar plantenecologie en natuurbehoud aan de Wageningen Universiteit, die het onderzoek coördineerde.

De studie vond plaats in het zuidwesten van Frankrijk, in een gebied (de zone Atelier Plaine & Val de Sèvre) waar sinds 1994 het grondgebruik nauwkeurig wordt gemonitord. In dit 450 km2 grote gebied werden 21 akkers met zonnebloemvelden geselecteerd, die geflankeerd werden door een weiland. Zonnebloem is het meest verbouwde oliezaadgewas in Europa.

Hondskruid en bijenorchis

Het beheer van de weilanden varieerde van intensief (4 keer maaien per jaar), tot iets minder intensief (2 tot 3 keer maaien), tot extensief (1 keer maaien). „Hoe minder intensief het beheer hoe groter de biodiversiteit op een weiland”, zegt Kleijn. „Op de extensief beheerde weilanden troffen we soorten aan als hondskruid en bijenorchis, die in Nederland zeldzaam zijn.”

Hoe rijker de weilanden aan soorten bloemen waren, hoe meer bestuivers er werden aangetroffen, zoals hommels en wilde bijen. De aanwezigheid van meer bestuivers in het weiland zorgde voor een betere bestuiving van de aangrenzende zonnebloemen. Het zorgde voor een hogere oogst. Gemiddeld lag die circa 4 procent (gemeten in ton droge massa per hectare) hoger.

Een extensief beheerd weiland levert de boer dus een hogere marge op zijn zonnebloemen op. Maar dat voordeel werd meer dan tenietgedaan door het verlies dat hij maakte omdat hij het gras minder vaak maaide, dat waardevol is als veevoer. Per saldo verdiende de extensieve boer gemiddeld 50 tot 100 euro per hectare minder dan de intensieve boer. In die berekening namen de onderzoekers ook de kosten voor kunstmest, zaden en bestrijdingsmiddelen mee.

Hoge grondprijzen

De berekening zal voor verschillende gewassen, en ook verschillende landen, anders uitpakken. In Nederland wordt bijvoorbeeld veel aardappel, suikerbiet, graan en mais verbouwd. „Die worden niet door insecten bestoven”, zegt Kleijn. „Die boeren hebben sowieso weinig voordeel aan een aangrenzende bloemenstrook, of een extensief beheerd weiland met meer bestuivers. In Nederland is de grondprijs ook „belachelijk hoog”, zegt Kleijn. Dus een boer kan zich nauwelijks verlies in inkomsten veroorloven.

In Nederland krijgen boeren sinds 1981 wel subsidie voor agrarisch natuurbeheer, waarbij met name weilanden zo worden beheerd (minder maaien, vogelnesten op de grond beschermen, stukken land met rust laten) dat het weidevogels ten goede moet komen. Maar veel animo voor de regeling is er niet, zegt Kleijn, mede omdat alleen de gedorven inkomsten worden vergoed. „Boeren die eraan meedoen, doen het omdat ze het leuk vinden, niet omdat het resulteert in een gezondere economische bedrijfsvoering.”

Gezonde bodem

Dat laatste herkent Gjalt de Jong, hoogleraar duurzaam ondernemen in een circulaire economie aan de Rijksuniversiteit Groningen. Hij was niet bij het onderzoek betrokken. „Boeren die tot op heden zijn omgeschakeld zijn vooral intrinsiek gemotiveerd.” Omschakeling van de hele sector naar duurzame landbouw kost tijd, zegt hij.

Hoeveel financiële steun de boeren daarbij nodig hebben, vindt hij lastig te zeggen. Uit onderzoek dat hij heeft gedaan in de Noard Fryske Wâlden weet hij dat regeneratieve boeren, die uitgaan van een gezonde bodem, een levensvatbaar bedrijfsmodel hebben. Ze gebruiken geen kunstmest, geen bestrijdingsmiddelen en geen krachtvoer. Die kosten besparen ze zich.

„Omschakeling is een strategische keuze”, zegt De Jong. „Je wordt een ander bedrijf met een andere identiteit en een ander verdienmodel. Die keuze moet zowel door de boeren als de winkels en de consumenten gemaakt worden.”